Lees verder
Via Hyves las ik jaren geleden dat mijn ex-partner was overleden. Hij was al begraven. Het waren slechts twee korte zinnetjes. Elders op internet vond ik een berichtje waaruit bleek dat het om zelfdoding ging. Daar was ik al bang voor, het had een enorme impact op mij. Jaren eerder wilde ik mijn relatie met hem verbreken, maar hij dreigde een eind aan zijn leven te maken en daarom ben ik nog twee jaar bij hem gebleven. Uiteindelijk ben ik toch vertrokken. Hij leed aan  PTSS en slaagde er niet in zijn leven weer op te pakken. Ik heb zelf ook ooit suïcide overwogen, maar ik kon iemand in vertrouwen nemen en kwam er weer bovenop.
Geertje Kindermans

Toen ik het bericht op Hyves las, stond ik op het punt de studie psychologie aan de Open Universiteit te beginnen. Door zijn dood wist ik dat ik iets met suïcidepreventie wilde gaan doen, maar dat voornemen was vaag.

­Focus

Lang bleef mijn belangstelling sluimeren, af en toe flakkerde het op om dan weer te doven. Ik heb veel contact gehad met 113, heb ook een paar trainingen bij hen gedaan, ik vond het heel goeie trainingen. Toen leerde ik Antwan Wiersma kennen. Hij is vormgever en webbouwer en is zelf ook nabestaande. Zijn vrouw stapte uit het leven. We zijn beiden teleurgesteld in de zorg en daar wilden we iets opbouwends mee doen. Toen pas viel alles op zijn plaats en kreeg mijn belangstelling voor het onderwerp focus. Zo is Stichting Aurora ontstaan, een kenniscentrum ter verbetering van zelfdodingspreventie in Nederland.

Doel van Aurora is kort gezegd: signaleren hoe het op verschillende gebieden van suïcidepreventie beter kan. En dat niet alleen voor mensen die er direct zelf mee te maken hebben, maar ook voor nabestaanden. Dat is best veel, dus we kijken nu hoe we nog meer focus kunnen aanbrengen.

Wat we concreet doen? Via denktanks willen we wetenschappers, mensen van de praktijk en patiëntenverenigingen bij elkaar brengen, zij kunnen met elkaar gaan kijken wat er mist op het gebied van suïcidepreventie en hoe we dat kunnen verbeteren. Daarover maken we een rapport dat bij beleidsmakers en de politiek terecht moet komen.

Ik vind dat er tot nu toe te weinig aandacht is voor mensen die denken aan zelfdoding, mensen die een poging hebben gedaan, en ook voor degenen die in hun omgeving met suïcide te maken hebben gehad. Een zelfdoding heeft enorme impact op een grote groep mensen rondom de overledene. Maar er is nog geen directe opvang voor nabestaanden, terwijl zij een verhoogd risico lopen om ook suïcide te plegen, zo blijkt uit onderzoek. Ik ben nu samen met mijn collega Antwan en andere professionals en ervaringsdeskundigen bezig om de directe opvang voor nabestaanden te verbeteren.

CAMS

Naast mijn werk voor Aurora wil ik promoveren op suïcidepreventie. Er is een methode met de focus op de behandeling van suïcidaliteit: de ‘Collaborative Assessment and Management of Suicidality’ (CAMS). Doorgaans worden in de ggz alleen achterliggende problemen zoals stemmings- of angstklachten behandeld. Dat je de suïcidaliteit apart kunt behandelen, is een vrij nieuwe gedachte. De CAMS is een van de weinige methoden die ingrijpt op het suïcidale gedrag van hulpvragers. De effectiviteit ervan is in verschillende landen getest, maar nog niet in Nederland en dat wil ik in mijn promotieonderzoek gaan doen.

Verder ben ik Acceptance and Commitment Therapy-trainer ACT). ACT is een moderne vorm van cognitieve gedragstherapie, waarin cliënten leren zich te richten op zaken die ze op directe wijze kunnen beïnvloeden, zoals hun eigen gedrag, en een acceptatiegerichte houding aan te nemen ten opzichte van emoties en gedachten die veel minder te beïnvloeden zijn. Ook als ACT-therapeut heb ik te maken gehad met mensen met zelfdodingsgedachten. Jaren geleden heb ik een cliënt die worstelde met dergelijke gedachten mijn mobiele nummer gegeven voor het geval dat. Hij heeft me één keer gebeld, toen hij heel angstig was en acuut hulp nodig had. We voerden een kort gesprekje waarin ik hem vroeg waar zijn angst over ging. Dat hij op het idee kwam om mij te bellen en dat hij even mocht vertellen waar hij zo angstig voor was, was al genoeg om rustiger te worden. Achteraf vertelde hij dat dit voor hem misschien wel het belangrijkste moment binnen de therapie is geweest.

Een andere cliënt belde me eveneens omdat ze het niet redde. Ook met haar voerde ik een kort gesprekje. Ik heb haar gevraagd: “Wat heb je al gedaan? Wat kun je nog meer doen? Heb je de huisarts al gesproken?” Dat had ze niet, ze zou het meteen doen. Maar haar huisarts bleek pas na het weekend weer bereikbaar te zijn. Toen hebben we besproken wat ze kon doen om het weekend door te komen. Ze keek graag Netflix en ik wist nog een leuke nieuwe serie. Verder wilde ze wel met een vriendin afspreken, maar die woonde ergens achteraf. We bespraken hoe ze er kon komen. Zo hadden we in tien minuten een plannetje gemaakt. Na dat weekend liet ze me weten dat het goed met haar ging. Zo heb ik gemerkt dat het geven van je 06-nummer al levensreddend kan zijn.’