Log in
De symposiumtitel Van divan tot neuroimaging. En weer terug! vormt een aardige samenvatting van de eerste in een reeks psychodynamische studiedagen die psychoanalyticus Frans Schalkwijk samen met congresorganisatie Lemion organiseerde. Want ruim honderd jaar na Die Traumdeutung geldt de droom nog steeds als belangrijk materiaal, al wordt een vaste interpretatie van droomsymbolen inmiddels als achterhaald beschouwd. ‘Een droom is je eigen product,’ zegt Schalkwijk, ‘waaraan je samen met een therapeut betekenis geeft.’
Annemarie Huiberts

Ruim de helft van de honderd congresbezoekers blijkt wel eens een zweefdroom te hebben gehad. ‘Juist vanwege het algemene karakter van deze droom vond Freud hem niet interessant,’ vertelt Douwe Draaisma, hoogleraar Geschiedenis van de Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hoewel Draaisma makkelijk de hele dag zou kunnen vullen –lees zijn boek De dromenwever – beperkt hij zich tot een mooi beknopt verhaal over de wekdroom, een droom die vanwege zijn idiosyncratische en mysterieuze karakter wel Freuds belangstelling had. In een wekdroom wordt vliegensvlug een verhaal geconstrueerd rondom de externe prikkel die iemand wakker maakt. In zijn afscheidsrede in 1930 probeerde Gerbrandus Jelgersma een verklaring te vinden voor de snelheid waarmee deze wekdroom tot stand komt. Hij formuleerde de hypothese dat de verhalen in onze wekdroom niet ter plekke worden verzonnen, maar al klaarliggen in ons onbewuste; wachtend op de wekprikkel om ze binnen te laten. Daarmee is ook het tweede raadsel rondom de wekdroom opgelost. De reden dat wij over kletterend