Log in
Sinds de euthanasiewet in Nederland in werking is getreden, is het aantal gevallen van hulp bij levens beëindiging bij dementie geleidelijk toegenomen, met steeds meer euthanasiecasussen waarbinnen de wilsbekwaamheid in het geding is. Want wanneer maakt iemand met dementie een wilsbekwaam besluit over euthanasie en wanneer niet? Hoe kan een arts of psycholoog dat beoordelen? Deze en andere vragen kwamen aan bod tijdens het symposium ‘Sterven met dementie’, georganiseerd vanuit de afdeling Ouderen geneeskunde en huisarts geneeskunde van het VU.
Jeroen van Goor

Het ochtendgedeelte van het jaarlijkse Cicero-symposium staat vooral in het teken van casuïstiek rond dementie en euthanasie. Er komen veel statistieken voorbij en juridische en rechtstheoretische aspecten worden geduid voor een gemêleerd publiek: artsen van diverse pluimage, psychiatrisch verpleegkundigen, casemanagers, psychologen en beleidsmakers. Een opvallend punt dat gemaakt wordt, is dat euthanasie bij dementie weliswaar zeldzaam is, maar ook toeneemt, met name bij mensen met beginnende dementie die wilsbekwaam zijn ten aanzien van hun doodswens.

Na de pauze gaat dr. Saskia Teunisse, klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog verbonden aan het Centrum voor Wilsbekwaamheidsvragen van het VUmc, dieper in op kwesties rond die wilsbekwaamheid in de klinische praktijk. Als voorbeeld neemt ze de casus van meneer Van Doorn (82), die sinds vijf jaar Alzheimer heeft en sinds acht maanden weduwnaar is. Hij wordt verzorgd door een verre nicht en door betrokken buren. Recent is hij als gevolg van een val snel achteruit gegaan. Hij kan nu niet meer tuinieren, wat