Lees verder
Ouderen blijven steeds langer thuis wonen, terwijl psychologen die gespecialiseerd zijn in ouderen, in dienst zijn van verpleegtehuizen. Ze worden daarom vaak niet ingezet voor deze groeiende groep. Toch is dat wel mogelijk. ZorgSpectrum bijvoorbeeld stuurt psychologen – en andere zorgverleners – naar de mensen thuis. Hoe ze dat doen en hoe de hulpverlening is ingericht, vertellen ze en wordt getoond in deze reportage. ‘Wat ik aan de psycholoog heb? Alles!’
Geertje Kindermans

Mevrouw Willems zit tegenover gz-psycholoog in opleiding Sabine Semel van ZorgSpectrum, op de locatie Vianen. Meneer Willems zit naast haar en straalt engelengeduld uit. Het echtpaar wil De Psycholoog hun verhaal vertellen om te laten zien op welke manier ze ondersteund worden door de psycholoog van ZorgSpectrum. Deze instelling heeft op verschillende locaties woonzorgen behandelcentra. ZorgSpectrum biedt zorg aan haar eigen bewoners, maar ook aan thuiswonende ouderen met complexe somatische en/of psychogeriatrische problematiek.

Dat is bijzonder. Over het algemeen hebben psychologen die in de ouderenzorg werken een probleem: ze zijn in dienst van een verpleegtehuis en kunnen vaak geen hulp bieden aan thuiswonende ouderen. Reden: geen financiering. Daarom kunnen ze een deel van hun doelgroep niet bereiken, terwijl veel van deze ouderen de hulp juist goed kunnen gebruiken. Kwetsbare ouderen met cognitieve, emotionele of gedragsmatige problemen die samenhangen met chronische, vaak voortschrijdende aandoeningen of met een stapeling van ouderdomsklachten zijn vaak niet gebaat bij een eerstelijnspsycholoog. Ze horen evenmin thuis in de specialistische ggz. Een ouderenpsycholoog weet veel af van ziektebeelden die bij ouderen regelmatig voorkomen, zoals dementie, CVA en de Ziekte van Parkinson. Ook weten ze veel van andere zaken die met het ouder worden te maken hebben, zoals dreigend verlies van autonomie en zingevingsproblematiek. En door de algehele vergrijzing en het beleid van de regering komt de focus steeds meer op thuis te liggen en zal de groep ouderen die thuis hulp nodig heeft, alleen maar toenemen.

De kennis en ervaring van ouderenpsychologen concentreren zich op dit moment nog vooral binnen de verpleeghuismuren, maar in deze tijd kan een ouderenpsycholoog buiten die muren ook veel betekenen. Er is een aantal organisaties die daar wel in slaagt. ZorgSpectrum is daar een van.

Engelengeduld

ZorgSpectrum verleent al zo’n tien jaar multidisciplinaire zorg en behandeling aan thuiswonende ouderen. Daarvoor hebben ze de zogenoemde Mobiel Geriatrische Teams MGT’s) in het leven geroepen. Deze teams bestaan uit specialisten ouderengeneeskunde, gz-psychologen en casemanagers. Als het nodig is, kunnen er collega’s uit andere disciplines aan een team worden toegevoegd, zoals een fysiotherapeut of muziektherapeut. En dan kunnen de psychologen die in ouderenproblematiek zijn gespecialiseerd, thuiswonende ouderen behandelen. Zoals mevrouw Willems.

Mevrouw Willems heeft de diagnose dementie en is daarna in een depressie geraakt. Ze verloor haar broers en zussen. Toen ook haar schildervriend Gerrit overleed, was de klap groot. Bovendien raakte ze haar atelier aan huis kwijt, omdat haar slaapkamer wegens gezondheidsklachten naar beneden verplaatst moest worden. Hoewel voor haar eigen bestwil, miste ze haar schilderplek zo dat ze stopte met schilderen. Vervolgens raakte ze diep in de put. Daarom ging het echtpaar naar de huisarts en die schakelde het MGT van ZorgSpectrum van de locatie Hof van Batenstein in Vianen in. Sabine Semel is psycholoog bij dit team.

Als we aankomen, zit mevrouw Willems er ineengedoken bij, haar armen tussen haar benen geklemd. Ze spreekt met zachte, verdrietige stem en vertelt dat het niet goed gaat.

Psycholoog Semel komt er al een paar weken. Wat heeft ze aan de psycholoog?

Er verschijnt een glimlach op het gezicht van mevrouw Willems. ‘Alles,’ verzucht ze. ‘Sabine is lief. Dat heb ik nodig.’

Haar man knikt. ‘Het klikt enorm.’

‘Maar verder ben ik niets opgeschoten de afgelopen tijd,’ verzucht mevrouw Willems dan. Ze heeft vannacht heel slecht geslapen, om zes uur was ze al wakker. ‘Vanochtend kon ik het niet vinden,’ zegt ze. ‘Ik begin ook angstig te worden, ik ben bang dat ik het niet meer aankan.’

‘Als u zich zo voelt, kunt u niet voorstellen dat het gisteren iets beter ging,’ zegt Semel. Zij straalt net als meneer Willems engelengeduld uit. Haar stem is zacht en vriendelijk, maar ze is wel heel duidelijk en let goed op of mevrouw Willems haar wel begrijpt. ‘En u bent wel iets opgeschoten. U bent weer gaan schilderen. U gaat nu naar een schildergroepje.’

Mevrouw Willems schudt haar hoofd. Dat groepje vindt ze niks, dat is van een te laag niveau.

‘Toch is het u gelukt een aquarel af te krijgen,’ houdt Semel vol.

Er wordt een bloemenschilderijtje achter een kast vandaan gehaald. Hoewel ze aanvankelijk niet ver kwam met andere schilderijen en één schilderij zelfs vernietigde door het helemaal zwart te maken, heeft ze dit afgemaakt. Dat ze daar in is geslaagd, is een goed teken.

‘Ik ben trots dat je dat hebt gedaan,’ zegt haar man.

‘Het is een klein beetje gelukt,’ geeft mevrouw Willems schoorvoetend toe. Ze wijst naar een schilderij aan de muur, een vaas met de reflectie van licht erin. Dát vindt ze mooi, dat maakte ze toen ze nog gezond was, nu lukt dat niet meer. Ze vertelt over een schilderij van een donkere ruimte in Turkije. Als ze ernaar kijkt, is het of ze weer in Turkije ís.

We praten verder. Daar waar mevrouw Willems geen woorden kan vinden, vult haar man haar aan. En Semel benoemt telkens de stappen die mevrouw Willems heeft gezet en laat daarmee steeds zien hoe ze is vooruitgegaan. Ze is weer gaan schilderen, gaat naar het schildergroepje, ze gaat ook weer naar gym. En ze zijn een paar dagen naar Duitsland geweest. Dit uitstapje is goed gegaan, hoewel het echtpaar van tevoren erg twijfelde of het zou lukken.

Mevrouw Willems knikt. Ze snapt dat het iets beter gaat. ‘Maar alles kost zoveel energie,’ verzucht ze. En dan, vanuit het niets, vraagt ze: ‘Ik denk wel eens: zal ik met alles stoppen en helemaal niets meer doen?’ Ze kijkt Semel verwachtingsvol aan.

Glimlachend antwoordt Semel: ‘En wat zou ik dan zeggen?’

Haar man schiet in de lach. Maar mevrouw Willems schudt haar hoofd. Ze heeft geen idee wat het antwoord kan zijn. Dat het iets beter met haar gaat, komt omdat ze dingen is gaan doen. Als ze alleen depressief was en niet dementeerde, zou ze dat sneller inzien. Maar door haar dementie blijft zulke kennis moeilijker hangen. Toch snapt ze uiteindelijk ook dat het geen goed idee is om niets meer te ondernemen, en dat juist actief worden haar kan helpen.

Aan het eind van het gesprek, als mevrouw Willems steeds spraakzamer is geworden en sneller en energieker is gaan praten, wanneer ze ook af en toe gelachen heeft, schudt ze opeens haar hoofd. ‘Maar ik weet niet wat ik met mezelf aan moet op het moment.’ Ze klinkt weer somber, maar haar blik glijdt door het raam naar buiten en vervolgens zegt ze tegen haar man: ‘We moeten zo maar eens proberen een stukje te wandelen zo, in het zonnetje…’

Semel lacht. ‘Dit is echt heel mooi. Ziet u? U bent slecht opgestaan, maar toch maakt u nu alweer plannen.’

Indicatie

Het bezoek aan het echtpaar Willems laat goed zien wat een oudere aan een psycholoog kan hebben. Voordat Semel langskwam, was mevrouw Willems ‘niet te kalmeren’, aldus meneer Willems. Nu krabbelt ze langzaam op.

Psychologen Amy van Doormaal en Marjan Vink maken beiden ook deel uit van een MGT, maar dan op de locatie Nieuwegein. ‘Het is belangrijk dat een zorgorganisatie visie heeft op de zorg aan thuiswonende ouderen,’ stelt Vink. ‘Als je buiten de muren van het verpleeghuis komt, moet je veel regelen en krijg je te maken met partijen zoals huisartsen, gemeenten en andere zorgverleners. En er zijn allerlei ingewikkelde financiële kaders, die steeds weer kunnen veranderen. Dit onderwerp moet je als organisatie belangrijk vinden, anders komt er niets van terecht.’

Specialisten ouderengeneeskunde (hoofdbehandelaren van verpleeghuisbewoners) kunnen indicatievrij worden ingeschakeld als er problemen ontstaan bij thuiswonende ouderen, maar voor ouderenpsychologen is het lastig om de thuiswonende doelgroep te bereiken. Ze mogen niet rechtstreeks door huisartsen worden ingeschakeld. Daarnaast verandert de regelgeving steeds en het kost tijd om op de hoogte te blijven. De regels één keer goed in kaart brengen, volstaat dus niet. Ook om die reden is het van belang dat de organisatie er een speerpunt van maakt.

Kortdurend

Hoe gaat het bij ZorgSpectrum in zijn werk? Vink: ‘We werken in teams met daarin een specialist ouderengeneeskunde, een casemanager en een gzpsycholoog. Sinds een jaar kunnen psychologen indicatievrij door de arts worden ingezet, bijvoorbeeld om ons deel van de diagnostiek te doen. Veel organisaties zijn daarvan nog niet op de hoogte. En het kan alleen als ons werk kortdurend is. Als een langere behandeling nodig is, moet een indicatie worden aangevraagd en dat is nog steeds een omslachtige en tijdrovende procedure. Het is op dit moment de grootste bottleneck bij het verlenen van zorg aan thuiswonende ouderen. Met een beetje pech is de wachttijd zes weken, terwijl de problemen vaak acuut zijn.’

Een indicatie aanvragen is behalve langdurig, ook erg ingewikkeld. Vink: ‘Als je alles goed hebt uitgezocht en zo’n aanvraagformulier netjes volgens de regels invult, dan krijg je die indicatie wel. Maar een huisarts krijgt het niet voor elkaar. Wij kunnen het wel, omdat we ons heel goed in de regels hebben verdiept. Na 2020, als verpleeghuiszorg wordt overgeheveld naar de zorgverzekeraar, zal het hopelijk eenvoudiger worden.’

Strijkbout

Om verder een beeld te krijgen van de werkwijze mag De Psycholoog een vergadering bijwonen. Het is dinsdagochtend tien uur als het MGT van ZorgSpectrum bij elkaar komt op de locatie De Geinsche Hof in Nieuwegein. Tijdens een wekelijks multidisciplinair overleg (MDO) worden de nieuwe aanmeldingen doorgenomen. Behalve klinisch psycholoog Vink en gzpsycholoog in opleiding Saskia van Nieuwenhuizen, zitten er twee artsen aan tafel – de specialisten ouderengeneeskunde –, een arts in opleiding en een casemanager. De twee overige casemanagers hebben vakantie.

Iedereen heeft een laptop voor zich en logt in op het systeem, zodat ieder de dossiers voor zich heeft. Na een kort oponthoud door wat problemen met inloggen, kan de vergadering beginnen.

Mevrouw van S. is aan de beurt. Iedereen bladert door haar dossier. De diagnose is nog niet duidelijk, zegt een arts. Er zijn vermoedens van dementie. De casemanager zal bij haar langsgaan. Volgende case…

Dan onderbreekt Vink: ‘Er lijkt een grote lijdensdruk,’ zegt ze. ‘Mevrouw S. is somber en verdrietig. En ik lees hier dat ze het afgelopen jaar twintig kilo is afgevallen.’

De arts kijkt bedenkelijk, want dat is veel. Ze stelt voor dat ze met de huisarts zal bellen om te praten over het gewichtsverlies. Het kan van de stress komen, maar het kan ook zijn dat ze domweg vergeet te eten. En er zou natuurlijk ook nog iets anders aan de hand kunnen zijn. Wordt vervolgd…

Dan volgt een update over meneer G. Psycholoog Van Nieuwenhuizen beschikt over het laatste nieuws: meneer G. heeft zijn strijkbout aan laten staan. Dat is een veeg teken, want daarmee kan hij een gevaar voor zichzelf vormen. Kort vertelt Van Nieuwenhuizen het verhaal: het gaat om een alleenstaande man die intelligent was en in het bedrijfsleven werkte. Nu lijdt hij aan alzheimer. Aanvankelijk kreeg hij last van wanen en achterdocht en wees hij alle steun en hulp af. Uiteindelijk lukte het de psycholoog zijn vertrouwen te winnen en toen ging hij akkoord met het nemen van medicatie tegen de angst (haldol). Daardoor namen zijn wanen en achterdocht af. Vervolgens werd hij zich bewust van zijn cognitieve problemen en daar werd hij somber van. Vanaf dat moment wilde hij dood en dat maakte hij breed bekend. Van zijn huisarts tot de psycholoog, zelfs de dominee vroeg hij om een spuitje. Behalve dat hij niet meer wilde leven, was hij moeilijk te helpen. Als thuiszorg langskwam, was hij vaak niet thuis.

Langzamerhand kwam men erachter dat het zijn schrikbeeld was om naar het verpleegtehuis te moeten. Toch kreeg de psycholoog, in goede samenwerking met de huisarts, hem zover dat hij even langs ging bij De Geinsche Hof, bij hem in de buurt. Hij kwam gewoon even kijken, maar was aangenaam verrast. Vooral de tuin en de varkens bevielen hem – er lopen varkens in de tuin op de binnenplaats van het complex. Hij bekeek ook een woning en begon zich al aan mensen voor te stellen. Sinds dat bezoek heeft hij niet meer gerept over zijn doodswens.

Iedereen aan tafel reageert opgelucht op deze wending. Het is duidelijk dat er voor meneer G. een plekje gezocht moet worden.

De arts in opleiding zegt dat er op haar afdeling iemand is overleden. Dat betekent dat er een appartement vrijkomt.

Hoewel Van Nieuwenhuizen graag zou zien dat meneer G. daar terechtkan, gaat dat niet. Er zijn urgentere gevallen. Zo is er een man voor wie een rechterlijke machting (RM) is aangevraagd. Iemand krijgt een RM als hij een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving. Dan moet hij binnen twee weken worden opgenomen, anders vervalt de RM weer.

Hoe moet het dan met meneer G.? Psycholoog Vink oppert om te kijken of hij te motiveren is om alvast naar de dagbehandeling te gaan. Dat lijkt de beste oplossing. Daarnaast wordt hij met urgentie op de wachtlijst gezet voor een appartement. De casemanager zal thuiszorg vragen om de strijkbout weg te zetten en samen na te gaan of er andere risico’s zijn.

Terloops merkt iemand op: ‘Maar hij heeft thuiszorg. Waarom stond hij eigenlijk te strijken?’

Vinger aan de pols

Na dit overleg gaan de twee teams uit elkaar om de lopende zaken te bespreken.

Het begint bij de intake. ‘Die is altijd het meest intensief,’ vertelt gzpsycholoog Van Doormaal. ‘Nadat iemand is aangemeld bij het verpleeghuis voor zorg aan huis, moet alles in kaart worden gebracht. Soms is er een duidelijke diagnose, soms moet de bestaande diagnose nog worden aangevuld. Als alles op een rijtje staat, wordt in samenspraak met de cliënt een behandelplan opgesteld. Dat plan gaat naar de huisarts.’

Er is vaak veel tegelijk aan de hand. Mensen met dementie krijgen bijvoorbeeld ook fysieke klachten en ook hun partner kan gezondheidsklachten krijgen.

Een case begint met een vraag die binnenkomt bij de specialist ouderengeneeskunde. Die bekijkt de vraag, zet het in het behandelplan, dat wordt besproken op het MDO. Daar wordt besloten wie van het team als eerste op huisbezoek gaat. De arts of psycholoog komen in actie als er op medisch of psychisch vlak iets onderzocht moet worden. Anders gaat de casemanager als eerste op huisbezoek. Afhankelijk van wat daar uitkomt kunnen verdere plannen gemaakt worden.

Vink: ‘Vanuit verpleeghuiszorg zijn we gewend te zoeken naar mogelijkheden om voor verlichting te zorgen. Vaak gaat het om kleine stappen, het is niet zo dat mensen ‘beter worden’. Maar er zijn situaties waarin de veranderingen groot zijn. Zoals bij meneer G., die op de vergadering besproken werd. Aanvankelijk vroeg hij iedereen om een spuitje. Maar nadat hij het verpleeghuis bezocht had, kreeg hij weer zin in het leven. Vink: ‘Dat is behoorlijk spectaculair. Daarmee verdwijnt zijn dementie niet, en ook andere problemen blijven, maar zijn enorme lijden wordt wel minder.’

De overheid wil dat mensen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Daar zet ZorgSpectrum zich voor in. Maar er zijn situaties waarin het juist verstandig is om bijtijds naar een opname toe te werken. ‘Het gaat om het goede moment,’ benadrukt Vink. ‘En dat is niet altijd zo laat mogelijk. Het kan schrijnend zijn als iemand alleen thuis woont en de dagen vult met wachten op de thuiszorg. Zoiets proberen wij te voorkomen. Door de vinger aan de pols te houden en er bijtijds bij te zijn, kunnen we veel leed verlichten.’

Zo wordt ook mevrouw Willems geholpen. Al tijdens het gesprek dat we bijwonen, is te zien hoe ze opknapt. Haar stem wordt steeds krachtiger. Waar ze aanvankelijk alleen maar sputtert dat het haar niet bevalt bij de schildergroep, zegt ze aan het eind van het gesprek: ‘Maar toch wil ik op zoek naar iets waar ik me beter thuisvoel.’

Ze klinkt koppig en strijdbaar als ze zegt: ‘Maar het komt goed, ik ga verder zoeken.’ Zo is even een glimp te zien van wie ze ooit was: een sterke, ondernemende vrouw, die niet bij de pakken neerzit. moeten.