Lees verder
Dolph Kohnstamm

De ondertitel (Guide to Ageing well) zag ik eerder dan de hoofdtitel (The Changing Mind), gezien mijn leeftijd (88) een begrijpelijke selectieve waarneming. Verkoop­technisch is het eufemistische changing trouwens ook beter dan ageing.

De Amerikaanse neuropsycholoog Daniël Levitin schreef met The Changing Mind een interessant boek over het levenspad van het brein. Ik kwam er onderwerpen in tegen waarmee ik me in mijn jongere jaren bezighield, zoals temperamentverschillen en het persoonlijkheidsmodel van de Big Five. Ik deed onderzoek naar de veranderingen daarin gedurende de ontwikkeling van kinderen, gebaseerd op door ouders ingevulde vragenlijsten.

Levitins boek gaat over de ontwikkeling van de ou­dere mens, bezien vanuit een neurowetenschappe­lijke invalshoek. Opvallend is dat hij vrijwel geen aandacht besteedt aan genderverschillen, die in mijn soort onderzoek wel werden gevonden. Maar misschien is het idee van mannen en vrouwen als andersoortige wezens ouderwets.

Mijn speciale aandacht ging uit naar het hoofdstuk Sleep en ik vond daarin tot mijn verrassing Adriaan de Groot genoemd, ‘the Dutch chess master and psychologist who performed some of the famous experiments on the mind of chess players’. In mijn héél jonge jaren had ik als student na college een brutale botsing met hem. Het ging over zijn stel­ling ‘als ik iets weet kan ik iets voorspellen, kan ik niets voorspellen dan weet ik niets’. Ik zei dat het laatste moest zijn ‘dan weet ik niets voorspelbaars’, want dat je ook iets kon weten zonder dat je er een voorspelling aan kon vastknopen. “Als ik een kamer binnenkom en er ligt een schilderij op de grond met erboven aan de muur een los bunge­lend touwtje, dan weet ik dat het schilderij is geval­len, maar ik kan niet voorspellen dat het schilderij waar het naast hing ook zal vallen.”

Ik herinner me De Groots reactie niet meer, maar kwaad bloed heeft het niet gezet, want meteen na m’n doctoraalexamen vroeg hij me mee te werken aan zijn project Computersimulatie van denkprocessen. Ik nam de uitnodiging niet aan omdat ik vond dat ik veel te weinig bèta was.

Levitin introduceert Adriaan de Groot als een wijze man die de laatste 25 jaar van zijn leven vasthield aan ijzeren slaapgewoonten. Hij citeert ze uitvoe­rig, zoals: ‘Ongeacht het seizoen een vaste tijd van naar bed gaan en opstaan. Vanaf twee uur voor het slapengaan geen aandacht eisende activiteiten, maar wel opschrijven wat je de volgende dag wilt gaan doen, zodat je daarover niet wakker hoeft te liggen. Slaapkamer zo koel mogelijk en helemaal donker (lichtjes van apparaten afdekken).’ Adriaan de Groot werd er 92 jaar mee.

Een paar jaar voor zijn dood bezocht ik hem sa­men met mijn vrouw Rita op Schiermonnikoog, waar hij toen met zijn Els woonde. Het was herfst. In een verlichte kamer aan het eind van een lange, donkere gang was Adriaan te zien met een viool op schoot. Hij zou ons verrassen met klein recital, met zijn vaste begeleider aan de piano. Broos, tril­lend, soms even vals. Een nooit vergeten ontroe­rend beeld, dat weer intens tot leven kwam bij het lezen van pagina 309 van Guide to Ageing well