Je kunt stellen dat de forumdiscussie over ervaringskennis als werkzaam onderdeel van de therapeutische relatie (Karbouniaris & Koek, 2024; Staal, 2024) gaat over het belang en de voor- en nadelen van zelfonthulling (self-disclosure in termen van de Rationeel Emotieve Therapie, een door Albert Ellis (1913-2007) ontwikkelde vorm van cognitieve herstructurering). De beroemde psychotherapeut Carl Rogers (1902-1987), grondlegger van de client centered therapie, zou in dit verband spreken van ‘echtheid’. Daarmee bedoelde hij zoiets als ‘jezelf zijn’, ‘echt’ zijn in een hulpverleningssituatie.Zo schreef en vertelde Ellis herhaaldelijk dat hij jarenlang niet aan de vrouw kon komen (bijvoorbeeld Ellis, 1986), en is gebleken dat Freud het in zijn seances meer over zichzelf had dan over zijn patiënt (Gay, 1988). De invoelende Rogers daarentegen liet nooit iets over zichzelf los. Hij noemde dat ‘non-directieve therapie’ (Rogers, 1961): alles moest immers vanuit de cliënt komen. De therapeut blijft als mens volledig buiten beeld. Resultaat: sessies van een uur, waarin niets wordt
Over de auteur
Dr. Jan Verhulst heeft als gz-psycholoog een eigen praktijk te Eindhoven. Hij schreef veel boeken over uiteenlopende psychologische onderwerpen en verzorgt cursussen Klassiek Boeddhisme.
Simona Karbouniaris promoveerde 13 september 2023 aan de Universiteit Leiden. Zij is werkzaam als onderzoeker bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie en als docent bij Social Work van de Hogeschool Utrecht. Zij is tevens verbonden aan Centrum Trauma en Transitie voor nascholingsactiviteiten en daarnaast werkzaam als toezichthouder binnen de ggz. Email: simona.karbouniaris@hu.nl.
Clara Koek is werkzaam als psychotherapeut bij GGZ Noord Holland Noord.
Email: c.koek@ggz-nhn.nl.
De oplossing is ‘only a smile away’
Nederlandse psychotherapeuten kunnen inspelen op de groeiende vraag naar korte therapieën door kennis te nemen van…
Hans Cladder
Psychologenkwesties
NIP-leden stellen elkaar vragen over ingewikkelde situaties op het werk of rond de studie.
Wat verstaan we onder het begrip ‘cliënt’?
Tijdens het wekelijkse spreekuur Beroepsethiek leggen NIP-leden allerlei ethische kwesties rond het werk voor aan Rosalinde…
Heeft gereageerd op:
Met enige verbazing heb ik de reactie van de heer Verhulst op mijn eerdere standpunt uit de forumdiscussie in Tijdschrift de Psycholoog gelezen. Graag licht ik dit middels onderstaande tekst toe.
Allereerst tracht Verhulst mij te citeren, maar verwijst hij hier naar een zinsnede die niet in mijn reactie terug te vinden is. Hij schrijft: “Staal (2024) schrijft dat het ‘opvallend genoeg weleens zo kan zijn dat juist de menselijke groep hulpverleners de meest effectieve zorg levert'”. Dit is een onjuist citaat. Ik schreef: “De therapeut als ‘wounded healer’ is een welbekend fenomeen; het vak van (psycho)therapeut lijkt een bepaalde aantrekkingskracht uit te oefenen op individuen die zelf met verschillende vormen van psychisch leed te maken hebben gehad. Opvallend genoeg kan het weleens zo zijn dat juist deze groep, vanwege hun eigen ervaringen, de meest effectieve zorg levert (Maroda, 2022). Dit betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat expliciete inzet van de eigen ervaringen nodig is om deze resultaten te bewerkstelligen.” Op geen enkele wijze spreek ik hier over “menselijkheid”. Dit lijkt mij een heel ander punt, waarbij “menselijkheid” in mijn beleving bovendien niet gelijkstaat aan zelfonthulling.
Dit brengt mij bij het volgende punt, waarbij Verhulst impliciet beweert dat therapeuten die geen ervaringskennis inzetten beschouwd worden als “zielkundige” en een figuur dat “patiënten verantwoordelijk houdt als de behandeling niet aanslaat” beschouwt. Mijns inziens is het juist de relatieve terughoudendheid bij de therapeut die bijdraagt aan zowel de beschikbaarheid van de therapeut voor de patiënt, als de mogelijkheid om gezamenlijk de binnenwereld van de patiënt te onderzoeken. De terughoudendheid voorkomt dat de therapeut zichzelf, overigens doorgaans onbedoeld, op nadelige wijze als het ware opdringt aan de patiënt en deze zoektocht vertroebelt.
Vervolgens scheert Verhulst terloops het woord “ongelijkvormigheid” over één kam met “ongelijkwaardigheid” en beticht hij mij van dit laatste. Ook dit strookt niet met mijn eerdere reactie, waarin ik expliciet benadruk dat dit twee verschillende begrippen zijn. De relatie tussen therapeut en patiënt is gelijkwaardig, maar niet gelijkvormig. Therapeut en patiënt hebben immers andere verantwoordelijkheden, waarbij de therapeut vanuit diens theoretische kennis en ervaring een poging waagt om zo goed als mogelijk bij de patiënt aan te sluiten. Hierbij heb ik het volgende benadrukt: “Dit betekent niet dat de therapeut een koud of niet beschikbaar figuur is, wel dat hij zichzelf op de achtergrond plaatst om zich vanuit daar te begeven in de binnenwereld van de patiënt, met als doel het (gezamenlijk) gaan begrijpen van diens innerlijke beleving.”
Verder heeft de heer Verhulst gelijk dat ik inderdaad verwijs naar de potentiële gevaren van zelfonthulling door de therapeut. Dit is niet enkel een onderbuikgevoel, maar is veelvuldig toegelicht in de literatuur. Zo worden serieuze grensoverschrijdingen (“boundary violations”) vaak voorafgegaan door relatief kleine en meer subtiele en onschuldige overschrijdingen van het therapeutisch kader (“boundary crossings”), zeker bij patiënten met forse problematiek. Zelfonthulling door de therapeut kan, in sommige gevallen, in deze tweede categorie vallen. Voor verdere toelichting verwijs ik de lezer o.a. graag naar het boek “Boundaries and Boundary Violations in Psychoanalysis” van Glen. O. Gabbard uit 2016.
Ten slotte sluit ik mij aan bij het laatste punt van de heer Verhulst, namelijk: “Werkelijke hulpverlening kan alleen plaatsvinden als we onszelf laten zien, soms zelfs mede-lijdend. Door onszelf te laten zien. Door jezelf te (durven) zijn. Maar altijd binnen bepaalde grenzen – en die moet je heel goed kennen.” Ik geloof dat ik dit destijds ook al heb aangekaart, door te schrijven: “Natuurlijk zullen er specifieke professionals in specifieke behandelrelaties zijn, waarbinnen enige mate van zelfonthulling door de therapeut een positieve bijdrage levert aan het behandelproces. In sommige gevallen kan het bovendien nuttig zijn om, na zorgvuldige overweging, als therapeut iets te delen over de beleving van wat zich afspeelt in het hier en nu van de behandelrelatie.” Hierbij is het belangrijk dat de therapeut goed heeft overwogen wat de functie van de zelfonthulling is en wie ermee geholpen is.
Mijns inziens is het in iedere therapie cruciaal dat alles wat therapeut en patiënt al dan niet doen of bespreken, met een open blik, bevraagd kan worden. Hierbij doel ik zowel op de wens van de patiënt om iets over de therapeut te weten te komen, als de behoefte van de therapeut om ervaringskennis of zelfonthulling in te zetten. Wanneer wij deze verlangens van patiënten en keuzes van onszelf als therapeuten niet bevragen, lopen wij het risico dat er in het contact met de patiënt iets uitgeleefd wordt, wat uiteindelijk niet in het belang van de patiënt is.
In de discussie over de inzet van ervaringskennis en zelfonthulling lijkt de meer terughoudende therapeut – helaas – als afstandelijke, autoritaire duider afgeschilderd te worden. Een karikatuur die in mijn beleving geen recht doet aan de poging van de betreffende therapeut om zodoende juist ruimte te maken voor de patiënt en zonder oordeel naar de patiënt in kwestie te luisteren. Zelfonthulling binnen de psychotherapeutische setting blijft, mijns inziens, iets om spaarzaam mee om te springen en enkel na zorgvuldige overweging in te zetten.
– C.L.V. Staal