Log in
Op het Topklinisch Centrum voor Neuropsychiatrie, onderdeel van Vincent van Gogh te Venray, vormt functioneel diagnostisch onderzoek bij patiënten met genetische aandoeningen één van de speerpunten. In dit verband zijn in samenwerking met de afdeling klinische genetica van het Radboudumc diverse studies verricht bij volwassenen met het Syndroom van Noonan, met als doel meer inzicht te krijgen in het cognitief en sociaal-emotioneel functioneren bij deze genetische aandoening. Ellen Wingbermühle en collega’s gaan dieper op deze zeldzame aandoening in.
Ellen Wingbermühle, Roy Kessels en Jos Egger

Het Noonansyndroom (NS) behoort tot de zeldzame aandoeningen en kent een genetische oorsprong. In vergelijking met veel andere genetische aandoeningen is de geschatte incidentie met 1 op de 1000 tot 2500 geboortes echter relatief hoog (de incidentie van het veel bekendere Downsyndroom is bijvoorbeeld ongeveer 1 op de 1000) . Het syndroom werd voor het eerst als een aparte entiteit herkend en beschreven door de Amerikaanse kindercardioloog Jacqueline Anne Noonan (1968). NS is een multisys-teemaandoening, waarbij vanaf de babytijd aandoeningen in diverse orgaansystemen kunnen optreden. Zowel medische als cognitieve problemen variëren sterk in ernst, maar lijken doorgaans sterker aanwezig tijdens de jeugd. De meeste volwassenen met NS kunnen zelfstandig functioneren. Mits de aan het syndroom gerelateerde aangeboren hartafwijkingen (50-80% van de patiënten) niet tot complicaties leiden, is de levensverwachting normaal.

Voor het stellen van de diagnose, dat nog altijd primair gebeurt op klinische gronden, wordt gebruik gemaakt van een scoringssysteem gebaseerd op uiterlijke kenmerken (Van der Burgt et al., 1994). De belangrijkste daarvan zijn (1) karakteristieke gelaatstrekken,