Lees verder
Zo op het oog houdt Paul van Lange, hoogleraar Psychologie aan de Vrije Universiteit, zich met de meest uiteenlopende onderwerpen bezig. Maar het is allemaal samen te vatten als ‘menselijke samenwerking en vertrouwen’. En focuste Van Lange zich aanvankelijk op de positieve kant, de laatste jaren verdiept hij zich ook steeds meer in de negatieve kant van die samenwerking. Over vergeving, corruptie, populisme en het nut van een goede reputatie.
Geertje Kindermans

Omdat Paul van Lange (1961) aanvankelijk beroepskeuzeadviseur wilde worden, ging hij personeelswerk studeren in Hengelo. Door de ziekte van Pfeiffer moest hij een tijdje rust houden en hij realiseerde zich dat hij niet verder wilde met personeelswerk. Onderwerpen die hem echt interesseerden waren: beslissen, samenwerken en macht. Allemaal typisch psychologische onderwerpen, dus stapte hij over op de studie psychologie in Groningen. Hij werd er gelijk door gegrepen. We zitten in zijn kleine witte kamer op de Vrije Universiteit en enthousiast zegt hij: ‘Om nu te zeggen dat het mijn allergrootste hobby is, dat is natuurlijk overdreven, maar… als ik eerlijk ben, komt het er wel op neer.’ Inmiddels is hij hoogleraar Psychologie aan de UvA en is hij als distinguished scholar verbonden aan de University of Oxford.

In Groningen werkte hij aan een project over sociale dilemma’s en schreef vervolgens zijn scriptie aan de University of California, Santa Barbara in de VS. Daar zit een mooie anekdote aan vast. We gaan terug naar 1985. Van Lange: ‘Ik zat in Groningen met twee medestudenten bij mijn begeleider in de kamer. Er kwam iemand langs die hem vroeg wanneer hij vertrok. Ik vroeg: “Waar ga je heen?” Hij ging met sabbatical naar Santa Barbara, Californië. “Dan kom ik bij je langs,” zei ik grappend. Zonder een spier te vertrekken antwoordde hij: “Dat is goed.” Dezelfde avond zocht ik op waar het eigenlijk lag.’

Van Lange besloot echt te gaan en het een schakelmoment in zijn carrière zijn. In de VS kocht hij zijn eerste auto, hij zag er voor het eerst een magnetron en begon een half jaar later aan zijn proefschrift over het onderwerp waar hij zich nu nog mee bezighoudt: tegenstellingen tussen eigenbelang en gezamenlijk belang, oftewel samenwerking.

De juiste keuze

Onder samenwerking verstaat Van Lange alles wat tussen egoïsme en altruïsme in zit. Hij zoekt antwoord op de vraag: Hoe zorg je ervoor dat mensen individuele keuzes maken waar de hele groep iets aan heeft? Kennis daarover heeft nut in de praktijk, maar is wetenschappelijk gezien ook interessant. Het is bijvoorbeeld goed te weten welke motieven mensen kunnen hebben. En hoe je mensen kunt verleiden te handelen in het algemeen belang, welke mechanismes daarbij relevant zijn.

Aanvankelijk richtte hij zich op individuele verschillen op het gebied van samenwerken. Hij ontwikkelde een meetmethode om mensen in te kunnen delen in een van drie categorieën: prosociale, individualistische en competitieve persoonlijkheden. Prosociale mensen zijn voorwaardelijk coöperatief, ze handelen in het belang van de groep zo lang anderen dat ook doen. Individualistische mensen kiezen voor hun eigenbelang en zullen zich uitsluitend coöperatief gedragen als ze daar voor zich zelf voordeel in zien. De competitieve mens ten slotte is moeilijk te bewegen tot coöperatief gedrag: die wil meer – en vooral niet minder – dan anderen. Recent onderzoek met een economisch spel1 heeft laten zien dat prosociale mensen daadwerkelijk meer belasting willen betalen als dat ertoe leidt dat extra veel vluchtelingen kunnen worden toegelaten. Deze persoonsverschillen zijn ook van belang voor keuzes omtrent klimaatverandering, doneren om armoede tegen te gaan, of slachtoffers van rampen te helpen, aldus Van Lange.

Drenkeling of #MeToo

Van Lange heeft met zijn onderzoeksgroep ook onderzoek gedaan naar het omstanderseffect, een verschijnsel dat veel breder is dan menigeen denkt. Omdat het zo aanspreekt, wordt hij vaak door de pers gebeld. De vragen die hij geregeld krijgt, luiden: hoe vaak wordt er ingegrepen? En wanneer moet ik zelf ingrijpen? Op deze kwesties kan hij in zijn algemeenheid geen antwoord geven, want het hangt af van de specifieke situatie. Van Lange: ‘Mensen denken vaak aan een drenkeling, een ruzie op straat of aan iemand die een hartaanval krijgt. Maar in een #metoo-situatie speelt het ook. Of tijdens een voetbalwedstrijd als een teamgenoot de scheidsrechter uitscheldt. Je kunt je teamgenoot dan tot de orde roepen, maar het ook laten gebeuren.’

Om er een goed en wetenschappelijk verantwoord antwoord op te geven, een antwoord waar je in de praktijk ook iets aan hebt, moeten we volgens Van Lange dan ook het soort situaties beschrijven die we in de praktijk kunnen tegenkomen. ‘In ons normale spraakgebruik hebben we veel taal om mensen te duiden, maar niet om situaties te onderscheiden. Win-winsituatie is de enige die ik ken.’

Zo’n indeling van soorten situaties is van belang om te begrijpen waarom mensen op een bepaalde manier handelen. Situaties verschillen bijvoorbeeld van elkaar in de mate van duidelijkheid die er is. Kun je zien wat anderen doen? Kun je informeel met anderen overleggen? Is er tijdsdruk?

Naar de eerdergenoemde voetbalsituatie heeft hij onderzoek gedaan. Van Lange: ‘Ik was zelf coach bij de Amsterdamsche Football Club (AFC) waar zowel mijn zoon als mijn dochter voetbalden. Vrijwel alle scheidsrechters krijgen te maken met beledigingen, scheldpartijen en zelfs bedreigingen. Dit weet ik ook uit onderzoek voor de #DOESLIEF campagne van SIRE waar ik als adviseur bij betrokken was. En in 2012 werd een grensrechter zo mishandeld dat hij daarna overleed. Een relevante vraag was daarom: hoe zorg je ervoor dat je niet alleen het beste uit het team haalt, maar dat een team ook zelfreinigend vermogen ontwikkelt?’

Van Lange zag in eigen onderzoek dat er een verschil was tussen meisjes en jongens, dat jongens wel spelers van het andere team corrigeren, maar niet die van hun eigen team. Meisjes doen allebei. ‘Ik bedacht een mogelijke oplossing: als je nu eens naast een technisch aanvoerder, ook een fair play-aanvoerder aanstelt die in de gaten houdt of er eerlijk gespeeld wordt in het eigen team? Zouden voetballers binnen een team zo’n aanvoerder accepteren? En zouden ze het zelf willen doen? Zou zo’n aanvoerder gepest worden? Wij voorspelden dat het fair-play aanvoerderschap onder meisjes populairder zou zijn dan onder jongens. Jongens, vermoedden we, zouden liever technisch aanvoerder willen zijn. Deze voorspellingen hadden we vooraf vastgelegd en kwamen er glashelder uit. Zulk onderzoek heeft praktische waarde. Het laat zien hoe je corrigerende mechanismen binnen een team kunt versterken en hoe dit verschillend uitpakt voor jongens en meisjes. Wetenschappelijk is het ook interessant en het zal bovendien de gemiddelde krantenlezer interesseren.’

In ander voetbalonderzoek dat Van Lange uitvoerde, keek hij naar de hormonale responsen van vooral de toeschouwers. ‘Toeschouwers raken snel nogal opgewonden van het kijken naar voetbal en gaan helemaal op in het spel. We ontdekten dat toeschouwers ook een testosteron- en cortisolstijging krijgen. Die is van belang voor voetballers op het voetbalveld, maar voor wie op de bank zit met een biertje en een zak chips is dit niet noodzakelijk. Hier moeten dus spiegelneuronen aan het werk zijn. Het is of je deep down op het veld staat.’

Vergeving is niet altijd beter, soms mag je iemand best vervloeken

Hormonen op de bank

Van Lange vat de kern van dit onderzoek als volgt samen: ‘Het laat zien dat de overgang tussen actor en toeschouwer gradueel is, tenminste als men als toeschouwer hetzelfde doel voor ogen heeft. Interessant is vooral hoe automatisch dit gebeurt. Hormonale veranderen zijn functioneel voor de spelers op het veld: cortisol is een afgeleide van spanning. En óók testosteron kan ervoor zorgen dat je als speler net even wat extra inspanning levert om te winnen of niet te verliezen. Iets dat rendeert op het veld. Voor de toeschouwer hebben deze hormonale veranderingen geen directe functie. Het laat zien hoe snel en automatisch mensen zich verplaatsen – alsof je zelf op het veld staat.’

Het voetbalonderzoek heeft niet rechtstreeks met zijn kernonderwerp te maken, maar het tekent zijn enthousiasme. Zijn grootste hobby – behalve dat Van Lange coach was, is hij fanatiek supporter van Heracles – neemt hij soms mee in zijn onderzoeksprojecten met geïnteresseerde scriptie-studenten.

Vergeving is een ander belangrijk onderwerp waar Van Lange mee bezig is geweest. Het begon ermee dat hij manuscripten over vergeving te reviewen kreeg. Als het op een psychologische manier werd onderzocht, kwam het bij hem terecht. Een aio die was aan- genomen om opoffering te onderzoeken, maar besloot samen met Van Lange dat het project over vergeving moest gaan. Een van zijn leukste bevindingen die eruit kwam, ging in tegen een algemeen aanvaard advies op dit gebied: probeer altijd te vergeven. Van Lange: ‘Behalve dat vergeven nog niet zo makkelijk is, is het niet altijd goed voor je gezondheid. Als je iemand goed kent en je kunt diegene niet uit je leven bannen, dan is vergeving goed en gezond. Maar als dat niet het geval is en iemand is echt over je grens gegaan, dan mag je iemand best vervloeken en uit je leven bannen. Soms is de normovertreding zo groot en onrechtvaardig geweest, dat vergeven eigenlijk een vreemd advies is.’

Reputatie

Een interessante wetenschappelijke discussie die over de kern van zijn werk gaat, is die over reputatie. Op subtiele manieren kan reputatie geactiveerd worden en zo kunnen mensen tot samenwerking worden verleid. En het is een krachtig mechanisme. Bij collectes bijvoorbeeld geven mensen – als ze kunnen zien wat hun buren geven en anderen dat dus ook weer van hun kunnen zien – meer dan wanneer dat bedrag niet zichtbaar is.

Reputatie is een krachtig mechanisme om mensen in toom te houden

Een aanvullende vraag is: wat voorspelt of mensen veel of weinig geven bij huis-aan-huiscollectes? Is dat religiositeit? Of is bevolkingsdichtheid belangrijker? Of is het een kwestie van leeftijd of opleiding? Van Lange gebruikte data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over huis-aan-huiscollecties in verschillende gemeentes. Hij concludeerde dat verreweg de belangrijkste voorspeller bevolkingsdichtheid bleek te zijn; op het platteland geeft men meer dan in de stad. En ook wordt er op het platteland vaker gecollecteerd. Dat valt allemaal te verklaren door reputatie: door veel te geven, maar ook door te collecteren, kun je reputatie opbouwen. En dat is een soort sociaal kapitaal, daarmee kun je goede dingen tot stand brengen.

Burgemeesters

Van Lange past zijn werk graag in praktijk toe. Zo geeft hij onder meer trainingen aan burgemeesters. Hij heeft inmiddels bijna de helft van alle burgermeesters in Nederland in zijn workshops gehad. ‘Ze lopen met vragen rond als: hoe bestrijden we onrust in de stad?’ zegt Van Lange en komt meteen met een concreet voorbeeld. ‘Wat moeten we in Amsterdam bijvoorbeeld doen met de Wallen? Ik ken de precieze statistieken over de Wallen niet, maar ik weet wél dat normovertredingen vooral plaatsvinden door mannen in groepen en vooral in het donker. Stel nu dat je in staat bent met een dimmer op cruciale momenten de steegjes wat op te lichten, zodat mensen het gevoel hebben dat ze gezien worden. Dat kan een effectieve manier zijn om mensen in toom te houden. Natuurlijk zijn ze in een groep en hebben ze vaak een slok op, maar de reputatie speelt ook mee, en die wordt beschermd door het donker.’

Waarom zijn mensen zo gevoelig voor reputatie? Van Lange: ‘Evolutionair gezien is het voordelig niet buiten de groep te vallen, dan heb je de grootste kans om te overleven. Dus sommige dingen moet je niet doen als anderen het kunnen zien. Daarom worden vooral anonieme grote gebouwen gesloopt, worden openbare wc’s smerig, en moeten keukens in studentenhuizen niet door te veel studenten gebruikt worden. Onderzoek heeft overigens laten zien dat vooral de mensen die van nature wat zelfzuchtig zijn ingesteld hun gedrag bijstellen. Dat zagen we al eerder: individualisten zijn bereid tot coöperatief gedrag als dit voor hen zelf voordelig wordt.’

Empathie

Empathie lijkt naast reputatie ook een fenomeen dat je kunt gebruiken om gedrag te sturen. Want wie zich verplaatst in een ander, zal die ander vaak geen kwaad willen doen. Toch is empathie als mechanisme om gedrag te sturen niet zo krachtig als reputatie, aldus Van Lange. ‘Empathie is een ‘snelle’ emotie die biologisch is verankerd. Je verplaatst je heel even in iemand anders, en krijgt vrij automatisch een alarmsignaal en een impuls om te helpen. Als je kinderen vraagt of ze hun meest favoriete speelgoed aan Bambi willen geven als hij op het dieptepunt van zijn ellende zit, dan zijn de meeste kinderen daartoe bereid. Maar empathie is een kortstondige emotie waarvan je niet te veel mag verwachten. Als je niets kunt doen, is deze emotie weer snel vervlogen. Het kan helpen om menselijk gedrag te sturen, maar voor echt effectief beleid heb je meer nodig.’

Jam

Verder heeft Van Lange zich ook verdiept in social mindfulness, een redelijk nieuw fenomeen in de sociale psychologie waarin iemand sociaal gedrag vertoont omdat hij inzicht heeft in het perspectief van anderen. Aan het ontstaan van dit onderzoek zit ook weer een anekdote vast. ‘Met ons gezin waren we in Sorrento, Italië. Mijn zoon was een jaar of elf en vroeg voor het eerst wat ik eigenlijk deed op de VU. Ik ben onder meer met speltheorie bezig, dus ik vertelde hem dat ik met spelletjes werk. Ik legde uit dat je in een spelletje keuzes moet maken en dat het erom gaat wat de gevolgen voor anderen zijn. Beslissingen nemen waarbij je rekening met anderen houdt of alleen voor jezelf kiest. Hij luisterde, maar of hij het interessant vond, kon ik niet goed zien. Twee dagen later zaten we samen aan het ontbijt en lagen er drie cupjes jam, twee met aardbeien, een met bramen. Mijn zoon vroeg: “Welke jam wil jij?” Ik houd niet zo van aardbeien, dus zei ik dat ik voor de bramen koos. Hij zei: “Dat is niet zo aardig hé? Want nu kan ik alleen maar aardbeien kiezen.” Hij had het heel goed begrepen! En meer nog: deze keuze-situatie drukte zo goed uit waar het om ging, dat we er een taak van hebben gemaakt. waarmee we social mindfulness kunnen onderzoeken. De methode werkt heel goed, het is een kleine, maar zuivere taak die je niet alleen met jam, maar met van alles kunt doen: petten, pennen of wat dan ook. Alles zit in deze taak: je moet het perspectief van een ander innemen, zien dat je de keuze voor de ander inperkt en vervolgens naar dat inzicht handelen.’

Uit het onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat mensen veel ‘social mindfuller’ zijn ten opzichte van iemand met een betrouwbaar gezicht dan ten opzichte van iemand met een onbetrouwbaar gezicht. Datzelfde geldt voor een lage versus een hoge status: mensen zijn social mindfuller ten opzichte van mensen met een lage status. Naarmate kinderen ouder worden, worden ze social mindfuller. Social mindfulness is ook internationaal onderzocht met proefpersonen uit ruim dertig landen. Van Lange: ‘Er zijn grote verschillen tussen landen. Japan scoort het hoogst op social mindfulness. Ik had verwacht dat we in Nederland gemiddeld zouden scoren, maar ook wij scoren redelijk hoog.’

‘Dat is niet zo aardig hè? Want nu kan ik alleen maar voor aardbeienjam kiezen’

Corruptie

De laatste jaren is Van Lange zich steeds meer gaan richten op de zwarte kant van samenwerking: agressie, corruptie en haat. Zo’n tien jaar geleden raakte hij geïnteresseerd in corruptie. ‘Ik was op zoek naar met nieuwe economische spelsituaties om nieuwe fenomenen te onderzoeken. We bedachten corruptie als element in bepaalde games en dat bracht weer vernieuwende inzichten. De meeste mensen denken bijvoorbeeld dat corruptie tot stand komt volgens een glijdende schaal: het begint klein en wordt steeds groter. Wij vonden dat dit niet het geval was, maar dat als er een gouden kans voorbijkomt, mensen daarvoor kunnen gaan. Dat als ze willen dat iemand voor hun bedrijf kiest en ze kunnen hem verleiden met een reisje naar Parijs, dan probeert menigeen dat. Ergens is het logisch dat de weg niet per se hellend hoeft te zijn, want wie op een hellend vlak zit, moet zich steeds voor zichzelf rechtvaardigen. Dat is vermoeiend en lastig te verenigen met het gevoel dat je een moreel persoon bent.’

Daarnaast heeft Van Lange zich verdiept in de relatie tussen agressie en het klimaat. Agressie is ongelijk verdeeld over de wereld, in landen rond de evenaar is meer agressie dan in landen ver van de evenaar af. Over de oorzaak is al veel gespeculeerd. Het zou deels te maken hebben met het inkomen van inwoners van een land, maar dat is niet het hele verhaal. Van Lange vroeg zich af of het klimaat er een rol bij speelt. ‘Er is literatuur over of hitte agressie kan beïnvloeden. Vooral een redenering over seizoenen vond ik heel mooi. In noordelijke landen zijn de winters koud en de zomers warm. Bij de evenaar zijn de seizoensinvloeden nihil. Daarom zal er in de noordelijke landen een cultuur van planning en vooruitdenken moeten ontstaan. Daarmee kijk je niet naar de temperatuur alleen.’ Dit model, dat bekend staat onder de naam CLASCH (CLimate, Aggression and Self-Control in Humans), stelt dat klimaat van invloed kan zijn op menselijk denken en doen, maar vooral dat er ook sterke, indirecte invloeden zijn – zoals via economische voorspoed.’

Onlangs werd het onderzoek gepubliceerd2. Als gekeken wordt naar geluk in alle landen van de wereld, dan lijken de mensen uit de landen rondom de evenaar het minst gelukkig te zijn. In de noordelijk en zuidelijk gelegen landen zijn mensen gelukkiger. Sterker nog: hoe verder men van de evenaar afwoont, hoe gelukkiger men is. Hetzelfde geldt voor creativiteit. En agressie laat dus het omgekeerde verband zien.

Populisme

Meer associatief dan weloverwogen vragen we tot slot naar de opkomst van de populisten in Europa en Amerika. Van Lange: ‘Mag ik beginnen met de oplossing? Als een maatschappij te maken krijgt met veel onzekerheden –klimaatverandering, vluchtelingen, wat ook deels een klimaatprobleem is – gaan mensen op zoek naar veiligheid. De oplossing heeft te maken met groepsgrootte: de manier om haat tussen groepen te reduceren is mogelijkheden bieden voor niet alleen contact op zich, maar voor een-op-een-contact, contact tussen twee mensen uit verschillende groepen. In een-op-een-contact krijgen empathie en wederkerigheid de meeste kans, je kunt je niet verbergen, en je kunt niemand buitensluiten. Of buurten zodanig mengen dat men elkaar één-op-één tegenkomt en minder als twee groepen.’

 

Fotografie: Peter Valckx

1. Böhm, R., Theelen, M. M. P., Rusch, H., & Van Lange, P. A. M. (2018). Costs, needs, and integration efforts shape helping behavior toward refugees. Proceedings of the National Academy of Sciences, 115, 7284-7289.

2. Van Lange, P. A. M., Rinderu, M. I., & Bushman, B. J. (2017). Aggression and violence around the world: A model of CLimate, Aggression, and Self-control in Humans (CLASH). Behavioral and Brain Sciences, 40, 1-12.