Lees verder
In Amerika begint het begrip ingeburgerd te raken: eco-anxiety, chronische angst voor de gevolgen van de schade die wij mensen toebrengen aan het milieu. Sommige Amerikaanse psychoanalytici stellen dat een groot deel van de westerse bevolking er onbewust aan lijdt: ‘We scheiden ons af van gevoelens die met de opwarming van de aarde te maken hebben, en creëren een muurtje van vergetelheid om ons mentale ongemak te verlichten,’ aldus psychologe Molly Castelloe. Het is precies deze morele dissociatie waar de zestienjarige Zweedse milieuactiviste Greta Thunberg zo fel tegen ageert. ‘Ik vind het vreemd dat mensen het ene zeggen en het andere doen,’ vertelt ze in een interview. Op de middelbare school had ze eens een docent die de klas voorlichtte over de ernst van de klimaatcrisis en het belang van alledaagse maatregelen, zoals korter douchen en het licht uitdoen. Toch kondigt diezelfde lerares aan het einde van de les aan dat ze volgende week zelf – per vliegtuig – naar een bruiloft in New York zal gaan.
Myrthe Meester

De rechtlijnige Greta, van wie bekend is dat ze aan het syndroom van Asperger lijdt, was in shock. Niet lang erna verviel ze in een ernstige depressie. ‘We vernietigen de aarde, maar dat lijkt niemand echt iets te kunnen schelen.’

Zelf herinner ik me een neerslachtige periode uit het begin van mijn studententijd. Ik geloof niet dat die door eco-angst veroorzaakt werd, maar zoals wel vaker het geval is bij depressie werd mijn zicht op de lelijke kanten van het leven plotseling glashelder. Zo realiseerde ik me voor het eerst hoeveel water, elektriciteit en plastic ik dagelijks verbruikte, en begon ik steeds meer van uitlaatgassen te walgen. ‘We zijn met z’n allen de planeet onleefbaar aan het maken, en hebben ons er blijkbaar al bij neergelegd dat we behoren tot de laatste generaties mensen op aarde.’

Dat besef was moeilijk te verdragen, en gaf me een schrijnend, machteloos gevoel. Het beviel me dan ook uitstekend toen de – met mijn depressie samenhangende – eco-angst zich gaandeweg weer gedeisd begon te houden. Autobezitters leken me niet langer criminelen, en in de supermarkt kocht ik weer zonder bezwaard gemoed allerlei plastic bakjes en zakjes met voorgesneden voedsel uit andere delen van de wereld. In de jaren die volgden stond ik alleen nog op mijn somberste momenten stil bij de milieuvervuiling en de opwarming van de aarde. Hoe gelukkiger ik was, des te beter ik het leerde te negeren.

Zijn milieuvergetelheid en klimaatcynisme dan de best mogelijke psychologische antwoorden op onze onderhuidse eco-angst? Lange tijd was ik geneigd dat te geloven. Totdat ik de priemende ogen van Greta Thunberg op me voelde branden, en me afvroeg of geluk wel het hoogst haalbare in het leven is. Is het niet belangrijker om cynisme te vermijden, en in lijn met je idealen te leven? Hebben Greta en haar aanhangers inmiddels niet bewezen dat dat mogelijk is? Brengt die houding misschien zelfs een eigen vorm van geluk met zich mee? Geluk je een goed mens te voelen, en in de toekomst te geloven – niet alleen die van jezelf, maar van de aarde.