Lees verder
Een traan rolt over mijn wang. Ik voel me alsof ik een Big Mac-menu heb verorberd na een Chinese rijsttafel als voorgerecht, alleen is het geen eten maar een bal verdriet die zich permanent genesteld lijkt te hebben in mijn buik.
Angélique Cramer

Herinneringen trekken aan me voorbij en ik kan ze niet stoppen: koffie bij Bru met laptop in de aanslag en vol plannen, hardlopen in het Oosterpark (geen succes), iets te veel biertjes (waar ik altijd hoofdpijn van krijg) in Brouwerij ’t IJ met vrienden. Ik zit in de trein en rij dwars door mijn oude buurtje. De conducteur die mijn chipkaart komt scannen, kijkt me aan met die ene blik die ik maar al te goed ken van toen mijn vader overleed: ik zie je verdriet, ik wil wel iets zeggen maar ik weet niet goed wat dus zeg ik maar niets en doe ik net alsof ik niet zie dat je mascara sporen heeft getrokken tot je kin. Ik heb zo’n liefdesverdriet. Maar niet om een persoon maar om een stad, denk ik: Amsterdam.

Nagenoeg elk treinritje werd een tranendal de eerste anderhalve jaar nadat we onze hoofdstedelijke stulp hadden ingeruild voor een huis met tuin in Baarn. Spijt had ik, als haren op mijn hoofd, we hadden nooit de stad uit moeten gaan. Ik voelde me vleugellam in een dorp vol vogels en andere niet-stadse dingen. Amsterdam had me vleugels gegeven, daar voelde ik me licht, vrij, blij en vol goede ideeën.

Ik moet terug! Ik had het deels mis. Zeker, Amsterdam doet iets met me zoals geen enkele andere stad dat kan, en ik geef toe dat ik nu nog steeds – bijna vijf jaar na de verhuizing – sommige thuiswerkdagen doorbreng in een of ander etablissement in mijn stad. Tegelijkertijd moest ik toegeven dat ik mijn stad helemaal niet zoveel gezien had de laatste paar jaar dat ik er woonde: als beginnende moeder deed ik in het nachtleven nergens meer het licht uit, al had ik tijdens de zwangerschap stoer geroepen dat ik borstvoedend op stiletto’s in de kroeg zou staan. En wat ik zag in de stad was soms eerder een bron van irritatie dan van inspiratie: bijna omvergereden worden terwijl je met je nieuwbakken baby in de Bugaboo keurig via het zebrapad probeert over te steken, bijvoorbeeld. Dus, tja, waar was ik dan eigenlijk zo verdrietig om?

Afscheid, niet van Amsterdam, maar van een persoon die ik voorgoed kwijt dacht te zijn. Liefdesverdriet om mezelf, zoiets. Verhuizen leek synoniem te zijn met het inruilen van ‘Angélique, het vrije, blije meisje’ voor ‘Angélique, de vrouw met een burn-out, hypotheek en stationwagen’. Ik had het mis, alweer. Met vallen en opstaan lukt het me steeds beter om een vrij, blij stadsmeisje te zijn, in een dorp, gezegend met een hypotheek en andere grote-mensen-zaken. Maar eerlijk is eerlijk: als ik de loterij win, dan koop ik als eerste een appartement in Amsterdam. Daarna een cabriolet.

 

Beeld: Stijn Rademaker