Veel mensen die psychotherapie volgen, ondervinden daarvan minstens één negatief effect. Denk aan symptoomescalatie, zelfstigma of afhankelijkheid van de therapeut. De bestaande instrumenten om negatieve effecten in kaart te brengen zijn echter eenzijdig en richten zich niet op positieve therapie-effecten. Het risico bestaat dat deze instrumenten negatieve verwachtingen en zelfs een nocebo-effect bij patiënten creëren. Daarom besloot een groep Maastrichtse wetenschappers een nieuw, meer gebalanceerd instrument te ontwikkelen. Het resultaat is de Positieve en Negatieve Effecten van Psychotherapievragenlijst (PNEP) met 33 positieve en 36 negatieve items. Zowel de interne als de test-hertestbetrouwbaarheid van de beide subschalen waren hoog.
Als het met een cliënt slechter gaat, ligt dat niet altijd aan de therapie. Er kan ook iets anders aan de hand zijn, zoals ontslag of een overlijden. Het antwoordformat van de pnep houdt daarmee rekening. Eerst moet elk item (‘Ik had meer last van stress en/of spanning’) met ja of nee worden beantwoord. Wordt een item met ja beantwoord, volgen twee extra vragen: naar de oorzaak (met drie mogelijkheden: de therapie /andere omstandigheden /een combinatie van beide) en naar de intensiteit. De onderzoekers beschouwen de PNEP als een veelbelovend instrument, dat therapie veiliger én effectiever kan maken.
Bron: Dandachi-Fitzgerald, B. et al. (2024). A scale for measuring Positive and Negative Experiences of Psychotherapy (PNEP): first psychometric findings of a new instrument for monitoring clients’ experiences. Clinical Psychology & Psychotherapy, 31, 1-1
Beeld: Shutterstock