Lees verder
Op onze laatste werkgroepbijeenkomst van Social Educational Neuroscience hebben we een speciale gast. Losang Gendun, een boeddhistische monnik, komt praten over hoe we de wereld waarnemen. Losang luistert eerst naar ons experimentele verhaal over hoe taal de waarneming beïnvloedt. Daarna ontstaat een levendige discussie over het boeddhistische perspectief op waarneming.
Harold Bekkering

Losang is niet verrast over onze conclusie dat taal de waarneming verandert. Waarneming is altijd subjectief en taal versterkt dit door context te geven aan datgene dat we denken te zien. De aangegeven context zal daarmee de waarneming nog verder vertroebelen. Losang vertelt daarna over de oorsprong van het boeddhisme, namelijk de behoefte ons te bevrijden van ons lijden. Dit lijden wordt veroorzaakt doordat we denken dat wat wij in de wereld zien waar is, maar dat beeld kunnen we niet volhouden. En dat lijdt tot gevoelens van angst en onzekerheid. Net als enkele Boeddha’s die ons zijn voorgegaan, moeten we ons ego loslaten. Als we daartoe in staat zijn, zien we dat ook wij maar van tijdelijke aard zijn en dan kunnen we zaken als ziekte, een verouderend lichaam en zelfs de dood accepteren.

Ik vertel Losang dat ik vorige week een goede vriend moest begraven en vandaag gehoord heb dat een vriendin onverwacht is overleden en dat ik hier veel verdriet over heb. Losang kijkt me lang aan en stelt enkele vragen over de dood van mijn vriendin. Zij is pats-boem omgevallen, waarschijnlijk een hartfalen. Dat klinkt toch als een fijne dood voor haar, vraagt Losang.

Maar ik had zo graag afscheid genomen, zeg ik.

Oh, gaat het bij haar dood om jou, Harold? vraagt Losang. En dit klinkt veel empathischer dan als het zo op papier staat. Vervolgens vraagt hij: ‘Hoe zijn je herinneringen aan haar?’ Er komen vele mooie herinneringen omhoog. Ik vertel over de kookclub die we samen hadden en over dat Yvonne zo mooi kon dansen.

Losang kijkt me liefdevol aan en ik zie hem denken dat ik in dit leven geen verlichting ga bereiken, laat staan een Boeddha ga worden. De wanhoop zal hij in mijn ogen zien. Irina, de organisator van de bijeenkomst, vertelt later dat Losang een hoge status heeft in het klooster vanwege zijn staat van verlichting. Ik kan me daar iets bij voorstellen. Zoals hij ons observeerde, zonder enig oordeel en zoals hij me troost bood toen ik over het verlies van mijn vrienden sprak.

Toch blijft er iets knagen. Zou ik zelf zo’n staat van verlichting kunnen bereiken?

Ik kan het me niet voorstellen. Maar ik zou het ook niet willen. Losang blijkt veel compassie met ons te hebben, maar ik vraag me af of hij nog echt de verbinding aangaat. Toen ik ooit naar de lezing over Dante luisterde die mijn overleden vriend Jacques gaf, voelde ik me trots. Jacques vertelde vol glorie over een persoon die ertoe deed. En toen ik met Yvonne aan het dansen was, voelde ik me gelukkig en konden we uren door blijven gaan. De tranen rollen nu over mijn wangen. Gruwelijk, ik mis jullie allebei.

Maar ik vind het fijn dat ik zo’n verdriet voel.