Lees verder
Ik heb een nieuwe baan. Vorige maand ben ik universiteitshoogleraar geworden, aan de Universiteit van Utrecht. Leuk, natuurlijk, en eervol, maar wel een hele verandering. De laatste dagen in Leiden viel mij op hoeveel mensen in ons gebouw, van de portier tot de servicedesk, mij bij de naam begroetten. Collega’s spraken warme woorden. Ik kreeg er buikpijn van. Hoe lang zal het duren voordat ik me weer net zo thuis voel op mijn nieuwe werkplek?
Naomi Ellemers

Hoe mensen over zichzelf denken, en hoe ze door anderen gezien worden, hangt ook af van de groepen waar ze bij horen, blijkt keer op keer uit mijn onderzoek*. Wie van werkkring verandert, moet zichzelf in zekere zin opnieuw uitvinden. Van simpele dingen, zoals waar is hier de printer, tot complexere vragen, zoals wie kan ik hierover eigenlijk om advies vragen? Toch blijven op een ander niveau veel dingen hetzelfde. Een aantal van mijn nieuwe collega’s ken ik nog uit de tijd dat ze ook in Leiden werkten of daar hun opleiding volgden. En hoewel we soms met elkaar in concurrentie zijn, bijvoorbeeld met subsidieaanvragen bij nwo of de erc, zijn er genoeg momenten dat we samen optrekken.

Ergens bij horen is fijn, maar het maakt je ook kwetsbaar. Het doet er weinig toe bij welke universiteit je werkt als de meerwaarde van de sociale wetenschappen ter discussie wordt gesteld. En door het Hoffman-rapport (over de betrokkenheid van enkele hooggeplaatste apa-officials bij marteling van terreurverdachten door autoriteiten van de vs), voelen ook Nederlandse psychologen zich aangesproken, al hebben ze er niks mee te maken. Maar ook goede prestaties van anderen stralen af op jezelf. Binnen de sociale psychologie lukt het nog steeds om landelijk een goede promotieopleiding te bieden. Vanuit het buitenland komen dan ook vooral complimenten over de vakbekwaamheid van jonge onderzoekers en internationale zichtbaarheid van sociaal psychologen ‘uit Nederland’. Bij welke universiteit ze precies werken weet men vaak niet eens.

Wat is eigenlijk de toegevoegde waarde van concurrentie tussen wetenschapsgebieden, tussen universiteiten of tussen onderzoeksgroepen? Zou dat echt kwaliteitsverhogend werken zoals wordt aangenomen? Veel energie gaat verloren met elkaar vliegen afvangen, en door over en weer kritiek te spuien krijgt de buitenwereld gemakkelijk de indruk dat onze gezamenlijke wetenschappelijke kennis niks voorstelt. Niet zo slim. Vooral omdat diezelfde buitenwereld vaak geneigd is alles wat ‘wetenschap’ is weer op één hoop te gooien. Leg dan maar eens uit dat het in jouw geval anders ligt! De wetenschap is er niet bij gebaat dat we elkaar steeds als concurrenten zien. Samenwerking resulteert in de grootste vooruitgang. Zo wordt ook eerder duidelijk dat wetenschap maatschappelijke meerwaarde heeft en het belangrijk is daarin te investeren.

Als ik het zo bekijk, verandert er misschien niet zoveel door mijn overstap. Ik ben nog steeds psycholoog en ik ben nog steeds werkzaam binnen de wetenschap. Hoe bijzonder en spannend het voor mij persoonlijk ook is: de buitenwereld ziet geen verschil. Het helpt om daaraan te denken.

* Ellemers, N. (2012). The group self. Science, 336, 848-852.

 

Fotografie: Stijn Rademaker