‘Ik ben er. Ik duw de zuiger er langzaam in. Als ik het eerste gebrom van intense opwinding door mijn buik voel ruisen, is ongeveer de helft van de vloeistof op. Ik zou kunnen stoppen, maar ik wil niets missen, wil niet het risico nemen op iets dat minder is dan overweldigend. En dus laat ik de zuiger doorgaan terwijl mijn buik volstroomt met licht. Ik leun achterover, sluit mijn ogen en explodeer.’
Marc Lewis, hoogleraar ontwikkelingspsychologie, heeft een turbulent leven achter de rug. Vanaf zijn vijftiende begon hij met drugs te experimenteren en vanaf zijn drieëntwintigste tot zijn dertigste was hij verslaafd. Hij gebruikte alle mogelijke drugs, maar vooral opiaten. Nadat hij er definitief mee stopte, pakte hij zijn studie op en werd uiteindelijk hoogleraar, eerst in de ontwikkelingspsychologie, later ook in de neuropsychologie.
De meeste mensen in zijn omgeving zullen er niet van geweten hebben. Tot hij er in 2011 een boek over schreef: Memoires of an addicted brain: A Neuroscientist Examines His Former Life on Drugs. Een levendige beschrijving van zijn drugsverleden waarin hij vertelt hoe het voelt om drugs te gebruiken, zoals in bovenstaand citaat over het inspuiten van amfetamine, gecombineerd met een wetenschappelijke verhandeling over wat er dan in de hersenen gebeurt.
Het boek werd een succes: in Canada kwam het in de non-fictie top-tien. Inmiddels is het uitgekomen in de usa, het kreeg veel goede recensies, waaronder een in The Wall Street Journal en een in The Guardian. Ook in Nederland is het goed ontvangen. Lewis schoof aan bij De Wereld Draait Door en er verscheen een interview in de Volkskrant.
Sinds een paar jaar woont Lewis in Nederland en is hij parttime als professor aan de Radboud Universiteit Nijmegen verbonden, waar hij doceert en onderzoek doet. Verder wil hij zich richten op het schrijven van populairwetenschappelijk werk over verslaving.
Een goed verhaal
Het was min of meer toeval dat hij Memoires of an addicted brain schreef. ‘Ik gaf veel les over neurowetenschappelijke onderwerpen en wilde de hersenen voor mijn studenten tot leven wekken. Ik bedacht dat ik een verhaal kon schrijven waarin je de processen in de hersenen beschrijft samen met de ervaringen die je er als mens bij hebt. Ik was nog aan het denken over welke ervaringen ik daarvoor zou kunnen gebruiken. Ik bestudeerde destijds de hersenen van kinderen met angst- of agressieproblemen. Maar toen zei mijn vrouw: “Waarom schrijf je dan niet over je verslaving? Dat is een goed verhaal en het heeft te doen met activiteiten in de hersenen.” Ik begon de neurowetenschappelijke literatuur over verslaving te lezen.’
Hij stuurde een opzet van het boek naar verschillende uitgevers, maar dat werd steeds afgewezen. Tot hij er een opbelde en vroeg: ‘Heb je tien minuten voor me om me te vertellen wat er mis is met mijn idee?’
De uitgever legde uit dat het boek voor memoires te abstract was. Memoires moeten emotioneel zijn, dus de details en de pijnlijke emoties moeten er ook in.‘Ik had het inderdaad wat afstandelijker willen schrijven. Nu veranderde ik mijn plan en schreef een proefhoofdstuk.’
Daarop reageerde de uitgever wel enthousiast. En terecht, zo leert de geschiedenis.
Lewis stelt zich kwetsbaar op in het boek. Zijn omgeving reageerde goed. ‘Ze vonden het moedig van me, waren niet oordelend.’ Dat gold ook voor zijn collega’s. Alleen de studenten zijn strenger. ‘Die vinden dat professoren geen drugs horen te gebruiken. De meeste studenten hebben zelf geen of weinig ervaring met drugs. De tijden zijn echt veranderd, vroeger werd er veel meer geëxperimenteerd.’
High van hoestdrank
Hij schrijft over zijn moeilijke tijd op de kostschool, en hoe het als een tijdelijke bevrijding voelde toen hij met een vriendje dronken werd in het bos. Hij beschrijft hoe hij Romilar nam, een sterke hoestdrank waarvan je high werd als je het hele flesje opdronk. Hoe hij marihuana en hasj rookte, lsd slikte, opium rookte in Calcutta, zuivere heroïne gebruikte die hij rechtstreeks bij de producent in Laos kocht. En hoe hij terug in Canada drugs begon te jatten bestemd voor ratten in een psychologielaboratorium. De beschrijvingen zijn levendig en laten de lezer meevoelen wat er gebeurt als je de verschillende drugs gebruikt. Zoals de drug waarvan hij wist dat het de gevaarlijkste was van allemaal: heroïne.
Ik wilde het gewoon doén. Ik wilde de oversteek maken. Deze laatste maagdelijkheid verliezen. [Een dealer spuit heroïne bij hem in.] Ik maakte me klaar voor het bekende wachten. […] Maar dit keer is er geen sprake van wachten. Binnen tien seconden begint de wereld te veranderen. De dingen om me heen, de muren van de te schel verlichte badkamer, de lucht zelf, beginnen ineens te draaien. En het centrum van die maalstroom ben ik. Ik ben de trechter van een draaiende wereld, en ik zak neer, neer, op de grond. Verdwijnend, maar tegelijkertijd samensmeltend. Zo helemaal hier. Ik ben helemaal aanwezig, helemaal rustig, maar ik val.
Na de verhalende passages beschrijft hij wat er in de hersenen gebeurt tijdens het gebruik van de verschillende drugs. Hij beschrijft wat de effecten zijn, hoe die in de hersenen tot stand komen. Hij legt uit waarom je aan de ene drug wel en aan de andere niet verslaafd kunt raken, wat er in de hersenen gebeurt als er gewenning optreedt en hoe verslaving er in het brein uitziet.
Supermoeder
Opiaten zoals heroïne, demerol en morfine zijn het ergste, zeker als je ze spuit, vindt Lewis. In ieder geval voor hem. ‘Mensen met verschillende persoonlijkheidsproblemen en behoeften worden aangetrokken door verschillende drugs. En ik was eenzaam, onzeker, angstig en voelde me onveilig. Drugs als heroïne stellen je gerust, verminderen pijn, angst en stress. Alsof je wordt getroost door een supermoeder.’
Een drug waaraan je verslaafd raakt, is meer dan een lekkere lolly, het hele doelsysteem gaat zich erop oriënteren, zegt Lewis. ‘Signalen die met de verslaving te maken hebben, worden sterk uitvergroot. Je hebt het onmiddellijk in de gaten als er ergens een dealer rondhangt, of als je in de buurt bent van een dokterspraktijk of een apotheek met een goede medicijnkast.’ In het boek beschrijft hij verschillende inbraken.
En kijk, een mooie opgevouwen plastic tas. Ik begin hem vol te stoppen. Halloween in drugsland. Ik ga uit mijn dak. Hevige opwinding, vreugde, macht, triomf en vooruitzicht op de … o ja … Demerol inspuiten is gewoon zo fijn. Er is niets beters. Als er iets fijners in het universum bestaat, dan heeft God dat voor zichzelf bewaard, las ik ergens. En kijk – wat is dit? Dexdrine. Zeker, waarom niet? Dat gaat heel goed samen. Hij heeft zelfs Percodan. Wat moet hij daarmee? In de tas.
Talent voor verslaving
Of je talent kunt hebben voor een verslaving? De genetische kant is uitgebreid wetenschappelijk onderzocht. ‘Voor zover ik het weet is er wel een genetische basis, maar die is zwak. Hoe het precies zit, weten we niet. Er is waarschijnlijk geen gen voor verslaving, maar eerder voor een combinatie ervan, bijvoorbeeld een combinatie van genen voor nieuwheid, thrill seeking of depressie. Omgevingsfactoren zijn belangrijker. Vaak is het idee dat verslaafden een trauma hebben opgelopen in hun jeugd of dat ze aan ptss lijden. Bij mij was dat door de kostschool in ieder geval zo.
Inmiddels is hij dertig jaar clean. Stoppen was moeilijk. Of eigenlijk was dat niet moeilijk, verslaafden doen het aan de lopende band. Alleen beginnen ze daarna weer. Lewis zelf is er ook vele malen mee gestopt.
Mijn stoppogingen werden steeds gevarieerder, van psychotherapie, het bijhouden van een dagboek en medicatie, tot gesprekken met vrienden. En, op meedogenloze momenten, hevige zelfkastijding. Op een gegeven moment dronk ik een beker van mijn eigen urine leeg om mezelf ervan te overtuigen dat ik op vergif leefde.
Boos op drugs
In zijn boek beschrijft hij aan het einde een scène die een ommekeer betekende, want met heroïne is het vaak stoppen of sterven.
Het is zo erg. Zo erg. Zo erg. En allemaal door de drugs. Allemaal omdat ik niet kon stoppen. Omdat ik weiger te stoppen. En ik ga er kapot aan. Ja, kapot. En het is niet eerlijk. Een stem klinkt vanuit zijn binnenste op. Je kunt me dit niet aandoen. En dat zul je ook niet. Ik laat het niet toe. Ik laat niet…[…] Ik zal nee zeggen.[…] Ik sta op en loop rondjes door mijn keuken en stel me voor [dat ik stop]. Ik blijf me gewoon voorstellen dat ik stop – niet een week of een maand, maar voor altijd. En ik begrijp dat het mogelijk is om elk uur van elke dag ‘nee’ te zeggen.
In plaats van depressief, werd hij boos op de drugs. ‘Boosheid is een goede emotie om vechtlust op te wekken. Ik hoor vaker dat woede een onderdeel is van het herstel. Verslaving is een gewoonte en die zijn moeilijk te veranderen, daar heb je kracht voor nodig.’ De woede werd veroorzaakt omdat hij opeens inzag hoe hoog de kosten waren opgelopen. Hij had een veroordeling op zijn naam had staan, verloor een grote liefde, er waren een paar vrienden die met hem braken, hij werd van school gestuurd en zag uiteindelijk onder ogen dat zijn leven een puinhoop was geworden. ‘Ik kreeg het gevoel dat de drugs me kapotmaakten.’
Drang en gewoonte
Het is inmiddels lang geleden dat hij verslaafd was, nu kost het geen moeite meer om ervan af te blijven. Lewis: ‘You get out of the habit.’
Soms droomt hij nog dat hij een spuit heroïne ziet liggen en toch weer zwicht. Dan wordt hij benauwd wakker. En toen hij ernstige rugklachten kreeg, moest hij stevige pijnstillers slikken. Op een gegeven moment begreep hij dat hij daarmee moest uitkijken en na enkele maanden riep hij de hulp in van zijn dokter om hem te begeleiden bij het afbouwen van de medicijnen.
Tijdens het schrijven van de levendige beschrijvingen van drugsgebruik voelde Lewis opnieuw de aantrekkingskracht ervan. Er waren ex-verslaafden die hem schreven dat die passages de drang weer terugbrachten. Toch was hij ook op dat soort momenten niet bang voor een terugval. ‘Ik herinner me ook de verschrikking ervan. Terugkijkend vind ik het bijna onvoorstelbaar dat ik al die dingen heb gedaan. Maar als ik inbrak, dat voelde dat nooit normaal. Het was of je een gespleten persoonlijkheid had.’
Na zijn memoires wil hij nu de verhalen van andere verslaafden opschrijven en ze samenvoegen met wat er op wetenschappelijk gebied over de hersenen bekend is.
Een slok op
Aan de Radboud Universiteit geeft hij vooral les. Het lab dat hij in Toronto opbouwde, heeft hij nu niet meer, maar incidenteel kan hij onderzoek doen in het Donders Institute. Ook dat onderzoek gaat over verslaving. ‘We willen nu naar hersenen kijken van mensen die alcohol drinken en dan willen we zien wat er in hun hersenen oplicht vlak voor ze een slok nemen. We willen kijken of we twee soorten patronen kunnen zien: die van sociale drinkers en alcoholisten. Het ventral striatum dat belangrijk is bij toenadering of motivatie, zou je bij alcoholisten meer moeten zien oplichten als ze cues krijgen die met alcohol te maken hebben.’
Er is veel controversie over wat verslaving is. De belangrijkste stroming beschouwt het als een chronische hersenziekte. Lewis gelooft dat die stroming zo machtig is omdat de omgeving door die verklaring voor een belangrijk deel wordt vrijgepleit.
Andere wetenschappers gaan er vanuit dat verslaving meer een keuze is en een derde groep gelooft dat het om zelfmedicatie gaat na een trauma of ptss.
Volgens Lewis is verslaving is een fundamentele kwetsbaarheid van het zenuwstelsel zelf. En de manier waarop die kwetsbaarheid ontstaat, kun je het beste vergelijken met een leerproces. ‘Je hersenen veranderen als je ervaring opdoet met drugs, net zoals ze veranderen als je cello leert spelen. Dan kun je niet beter worden, maar moet je herstellen door alternatief gedrag te leren. De meeste verslaafden worden beter door zichzelf. Hoe kun je herstellen van een ziekte door anders te denken?’
Persoonlijke betrokkenheid
Lewis heeft onmiskenbaar een persoonlijke relatie met zijn onderzoeksonderwerp. Onder wetenschappers en vooral onder psychologen, lijkt dat soms taboe te zijn. Lewis: ‘Ik begrijp dat het gevaar bestaat dat de wetenschapper een bias heeft, maar daartegen kun je je wapenen.’
Eerder in zijn carrière, toen hij onderzoek deed naar kinderen en emoties, was die persoonlijke betrokkenheid er ook. ‘In een van mijn onderzoeken keek ik naar moeders en baby’s en dan moest de moeder de kamer uit. Dat ging eigenlijk over verlies. In mijn jeugd heb ik zelf verliezen geleden toen ik naar de kostschool werd gestuurd.’ Maar die persoonlijke betrokkenheid hoeft daarom geen probleem te zijn, vindt Lewis. Integendeel. Hij beschouwt het als voordeel en misschien wel als voorwaarde voor het doen van goed en bevlogen onderzoek. Of zoals hij het kernachtig samenvat: ‘Research is mesearch.’
Alle cursieve citaten zijn afkomstig uit Memoires of an addicted brain. Het boek is in het Nederlands vertaald en gepubliceerd bij Maven Publishing. Zie ook Maven Publishing – Memoires van een verslaafd brein.