Lees verder

Liegen heeft, zo ongeveer vanaf de zondeval, een slechte reputatie.

Montaigne kwalificeerde het toepasselijk als ‘een vervloekte ondeugd’. Pedagogen schreven zorgelijk over liegende kinderen en ouders ervaren hun opvoeding als mislukt wanneer hun kinderen zich tot virtuoze leugenaars ontwikkelen. Dat laatste is eigenlijk gek als je bedenkt dat uitgerekend ouders heel wat lesjes in behendig liegen geven, bijvoorbeeld als zij zich in aanwezigheid van hun kinderen beklagen over het vervelende bezoek dat ze die avond verwachten, maar het niettemin met veel enthousiasme verwelkomen: ‘leuk dat jullie er zijn!’ Kinderen moeten dan ook rap leren dat er leugens om bestwil zijn; dat het soms beter – fatsoenlijker – is om te liegen.
Filosoof en neurowetenschapper Sam Harris is van mening dat we weer terug moeten naar een ondubbelzinnige afwijzing van de leugen. In Waarom je nóóit moet liegen bepleit hij een radicale eerlijkheid, waarin zelfs geen plaats meer is voor de leugen om bestwil, want die is niet alleen onwaarachtig, hij brengt ons ook maar al te vaak in de problemen. De leugenaar moet immers onthouden tegen wie en wat hij heeft gelogen om niet alsnog tegen de lamp te lopen. De schade van zo’n ontdekte leugen is volgens hem vaak groter dan wat de onverbloemde waarheid kan aanrichten. Bovendien ontneem je de belogene de kans om van de waarheid te leren (‘nee echt, die zelfgemaakte jurk staat je niet’).
Omdat we allemaal wel weten hoe moeilijk het is om consequent de waarheid te vertellen, is Harris’ stellingname tegen de leugen prikkelend. Het is een interessant gedachte-experiment, dat in praktijk gebracht de kwaliteit van ons leven zal verbeteren, aldus Harris. Helaas is de uitwerking van zijn claim – eerlijk gezegd – nogal teleurstellend. Zijn pleidooi is oppervlakkig en niet overtuigend en hoewel het iedereen vrij staat volstrekt eerlijk door het leven te gaan, voorspel ik dat er geen mens is die zich door Harris zal laten weerhouden om zich op gezette tijden van kleine en minder kleine leugens te bedienen.
Als we dan toch onverbeterlijke leugenaars zijn, is het misschien handiger van de nood een deugd te maken, en dat is wat Dan Ariely heeft gedaan in zijn Heerlijk oneerlijk. Ariely is een liefhebber van de irrationele, onvoorspelbare en onbetrouwbare kant van de mens. Aan de hand van onderzoek laat hij zien dat het aan de basis ligt van veel van onze keuzes, en sociale gedrag. Hij meent dat we er verstandig aan doen om onze minder goede eigenschappen niet op voorhand af te wijzen, maar moedigt ons aan er lering uit te trekken (en er ons voordeel mee te doen). Volgens Ariely zijn we geboren leugenaars en niet in de laatste plaats tegen onszelf. Hij laat zien dat sommige omstandigheden echter meer aanleiding geven tot liegen dan andere. Als we moe zijn bijvoorbeeld, is onze geneigdheid tot liegen en zelfbedrog groter dan wanneer we uitgerust zijn. Maar ook onder druk grijpen we eerder naar een leugen. Zo merkte Ariely dat bij zijn studenten het aantal dode grootmoeders de week voor een tentamen ongeveer tien keer groter is dan de rest van het jaar. Voor oma’s van slecht presterende studenten staat het er nog beroerder voor (vijftig keer groter), afgaande op de rapportages van studenten.
Je kunt zeggen dat in zulke situaties onze eerlijkheid wordt overruled door onze neiging tot leugen en bedrog. Ariely liet in onderzoek echter zien dat je eerlijkheid ook kunt versterken door de associatie met gewetensvol gedrag te versterken. Zo kreeg de helft van 450 proefpersonen voorafgaand aan een experiment de opdracht om zich de Tien Geboden voor de geest te halen, tegen de andere helft tien boektitels uit de middelbare schooltijd. Vervolgens moesten beide groepen een test doen waarin gemakkelijk gefraudeerd kon worden. Onder de tweede groep gebeurde dat veelvuldig, maar de Tien Gebodengroep fraudeerde in het geheel niet.
(On)eerlijkheid kan ook door kleinere dingen veroorzaakt worden. Zo bleek in een ander experiment dat proefpersonen die kleding met nepmerken droegen, meer fraudeerden dan personen met echte merkkleding. (On)eerlijkheid laat zich kennelijk gemakkelijk primen. Ariely weet aanstekelijk over onze leugenachtigheid te schrijven, al lijkt hij soms met het oog op het effect ook wel eens een beetje door te slaan in zijn enthousiasme over onze frauduleuze kant. Met de recent door Daniel Kahneman uitgesproken twijfels over priming, vraag je je ook af hoeveel van het door hem aangehaalde onderzoek op den duur de toets der kritiek zal weten te doorstaan.
Ariely’s pragmatische kijk op liegen lijkt me voorlopig realistischer dan die van Harris. Eerlijkheid is een schone zaak, maar de omstandigheden moeten er wel naar zijn. Frank McCourt beschrijft in De as van mijn moeder (1996) hoe hij als kind aan de biechtplicht voldeed door te biecht te gaan bij een dove pastoor. Hij vergaf je, zonder iets te horen, iedere zonde. De voordelen van een dove pastoor, zoveel is wel duidelijk, zijn moeilijk te overschatten.

Dr. G. Breeuwsma is verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is tevens redacteur van De Psycholoog. E-mail: g.breeuwsma@rug.nl.