‘Na de middelbare school ben ik psychologie aan de UvA gaan studeren, omdat ik profiler wilde worden. Dat had ik op tv gezien.
Het niveau van de studie viel me tegen. Niet dat ik een modelstudent ben, ik studeer niet hard, maar als ik een dag voor een tentamen begin te leren, haal ik het wel. Ik leer gemakkelijk. Ik gebruik mijn intelligentie alleen niet om hoge cijfers te halen, maar om minder hard te hoeven leren.
Ik ga klinische psychologie studeren, omdat vooral de vakken psychopathologie en persoonlijkheidsleer me interesseerden. Het boek over persoonlijkheidsleer is het enige dat ik helemaal heb gelezen.
Vorig jaar was ik landelijk voorzitter van SPS-NIP. Dat vond ik een grotere uitdaging dan de studie. Met zo’n bestuur heb je te maken met honderd actieve leden door het hele land heen. Zorg maar dat je iets geregeld krijgt. Ik vond het supergaaf om voor zo’n sectie verantwoordelijk te zijn.
Vooral het acute en snelle nadenken als er een probleem was, om binnen vijf minuten met een oplossing te komen, vond ik een uitdaging. Jammer dat het voorzitterschap nu is afgelopen. Ik heb dat jaar helemaal niet gestudeerd, omdat ik er fulltime mee bezig was.
Dat ik voor klinische psychologie heb gekozen, klinkt misschien maf, want ik ga er waarschijnlijk niets mee doen. Ik zou graag als trainee beginnen bij een bedrijf . Ik heb gekozen voor de vakken die ik het leukste vind. En door ook in het bestuur te gaan zitten, word ik wel aantrekkelijker voor de arbeidsmarkt.
Studeren vind ik een straf, ik stel het zo lang mogelijk uit, ga pas op het laatst leren en slaap die nacht desnoods anderhalf uur. Ik werk het beste onder druk, dan ben ik heel efficiënt.
Als voorzitter heb ik iets geleerd dat ik heel frappant vind, maar ook jammer: je kunt geen echte vrienden worden met degene waaraan je leiding geeft. Ik merkte dat op een congres waar het hele bestuur was en waar we gewoon lol hebben gemaakt. Toen we terugkwamen, moest ik twee keer zo hard rennen om hetzelfde voor elkaar te krijgen en vergaderingen verliepen rumoeriger. Ik heb een goede band met die mensen, ik ben op een bepaalde manier bevriend met ze, maar als leider moet je altijd iets achterhouden.’