Het artikel van Nijmeijer, Minderaa, Buitelaar, Hartman en Hoekstra, ‘Aandachtstekort met hyperactiviteit (adhd) en sociaal disfunctioneren’ in De Psycholoog van april 2009, biedt een goed overzicht van de recente wetenschappelijke literatuur in binnen- en vooral het buitenland met betrekking tot adhd en sociaal disfunctioneren. Toch moeten mij enkele zaken van het hart.
In het artikel wordt de rol van kinder- en jeugdpsychologen in de diagnose en behandeling van adhd helaas níet genoemd en krijgen de vele wetenschappelijke publicaties van psychologen op dit terrein ternauwernood aandacht. Zo wordt in het artikel gesteld dat: ‘de subjectiviteit in het diagnosticeren ondervangen kan worden door dit diagnosticeren van adhd aan deskundigen (zoals psychiaters en gespecialiseerde kinderartsen) over te laten.’ De belangrijke rol van kinder- en jeugdpsychologen daarin wordt in deze zinsnede bewust of onbewust weggelaten.
Blijkbaar zijn de auteurs van dit artikel er niet van op de hoogte dat in de Nederlandse situatie psychologen en orthopedagogen bijna even vaak de diagnose adhd in termen van bijvoorbeeld de dsm-iv stellen en ook mógen stellen, als kinderpsychiaters en kinderartsen. Zij zijn hiertoe al jaren ook gerechtigd – mits zij een geregistreerde kwalificatie bezitten, zoals gz-psycholoog of geregistreerd Kinder- en Jeugdpsycholoog nip (zie bijvoorbeeld Werkgroep nip-nvo, 2003).
Een ander kritiekpunt op het artikel is het volgende. Veel van de gedrags- en sociale problemen van adhd-kinderen spelen zich, zoals bekend, voor een goed deel af in en om de basisschool. Juist schoolpsychologen die dicht op de basisscholen en de scholen in het voortgezet onderwijs werkzaam zijn, zijn goed geëquipeerd om daarin een cruciale rol te spelen. Naast het stellen van de diagnose – en het zonodig doorverwijzen naar een arts voor medicatie – zijn zij ook in staat een gericht individueel handelingsplan voor het adhd-kind op te stellen en dat adequaat uit te voeren. Ook die rol van de jeugdpsycholoog als behandelaar wordt in het artikel niet genoemd.
Een derde punt. In het artikel wordt bij de oplossingen naast medicatie vooral gepleit voor psycho-educatie van de ouders. Dit onder andere omdat sociale-vaardigheidstrainingen voor adhd-kinderen maar matig effectief zouden zijn. Deze constatering klopt op zich, maar dit vormt geen reden om deze hulpvorm dan maar snel helemaal terzijde te schuiven.
Goede sociale-vaardigheidstrainingen (sova) voor kinderen met gedragsproblemen zijn er immers intussen in Nederland in voldoende mate – ook voor toepassing in schoolsituaties. En zij zijn zeker ook ‘aanvullend’ redelijk succesvol gebleken (Bijstra & Nienhuis, 2004; Prins & Braet, 2008). De sova-trainingen en ook individuele therapieën slechts afdoen als ‘routinebehandelingen’, zoals in het artikel gebeurt, doet hieraan onvoldoende recht.
In dit verband vestig ik nog eens de aandacht op de door allerlei collega-psychologen al veel vroeger maar ook weer recentelijk bepleite multi-modale aanpak voor kinderen met ernstige sociale problemen (onder andere Van Bilsen et al., 1991; Prins et al., 1999; Prins & Braet, 2008). Dat wil zeggen: medicatie voor het kind, psychoeducatie voor de ouders, én een individueel programma of een sociale-vaardigheidstraining op school of elders voor het kind. In veel gevallen blijkt daarnaast voor een goede aanpak in de klas ook een gerichte training van de leerkrachten door de schoolpsycholoog nodig in het omgaan met adhd en/of andere sociale problemen van leerlingen.
Kortom, méér samenwerking tussen alle beschikbare deskundigen en inschakeling van alle geledingen (het kind zelf, de ouders en de leerkrachten op school) bieden mijns insziens de meest optimale kans op een redelijk geslaagd sociaal functioneren van het kind met adhd.
Mw drs. T. Snaterse is K&J-psycholoog-gedragstherapeut en gz-psycholoog en heeft een eigen kinderpsychologische praktijk. Zij is tevens lid van de Commissie Registratie Kinder- en Jeugdpsychologen van het nip.
Literatuur
- Bijstra, J.O. & Nienhuis, J. (2004). Sociale vaardigheidstrainingen: voor kind en sociaal netwerk. Psychopraxis, 2, 55-58.
- Bilsen, H. van, Jonkers, J., Schuurman, C.M.A. & Swager, R.(1991) Geïntegreerde behandeling van sociale-vaardigheidstekorten bij kinderen uit het speciaal onderwijs. Kind en Adolescent, 12, 78-86.
- Prins, P. (1995). Sociale vaardigheidstraining bij kinderen in de basisschoolleeftijd: programma’s, effectiviteit en indicatiestelling. In A.M.L. Collot d’Escury-Koenigs, T.J. Engelen- Snaterse & E. Mackaay-Cremer (red.), Sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen. Indicaties, effecten, knelpunten (p. 65-82). Lisse: Swets & Zeitlinger.
- Prins, P. & Braet, C. (red.) (2008). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
- Prins, P., Brink, E. ten, Eenhoorn, A. & Lootens, H. (1999). Adhd: een multimodale behandeling. In W. Vandereycken, P. Eelen, E. de Haan & P.J.M. Prins (red.), Praktijkreeks Gedragstherapie (deel 10). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
- Werkgroep nip/nvo (2003). Praktijkrichtlijnen voor orthopedagogen en psychologen werkzaam in het onderwijs. Amsterdam: nip.