In het begin van haar carrière werkte Yonda Poslavsky in een a&o-praktijk. Daar kreeg ze iemand in behandeling die door de bedrijfsarts verwezen was. Hij was manager van een grote organisatie en had veel angstklachten. Hij durfde bijvoorbeeld geen koffie te drinken of te eten in het openbaar, durfde geen handen te schudden, hij wilde niet naar het toilet als iemand het zag, mensen mochten zijn handschrift niet zien. En hij durfde niet te rijden op de snelweg. Dat laatste was zijn grootste handicap. Want zo kon hij zijn werk niet doen.
Poslavsky had alles met hem gedaan wat ze kon bedenken en wat protocollair mogelijk was. ‘Het werd steeds onbevredigender. Na acht sessies waren we geen millimeter opgeschoten, de bedrijfsarts zou wel snel willen weten hoe het ermee stond. Mijn cliënt worstelde er al lang mee, ik gunde hem zo erg een succeservaring.’
Op die dag stond haar eigen auto bij de garage, ze was met een leenauto en opeens kreeg Poslavsky een idee. ‘Ik ving hem buiten op, gaf hem de sleutel en zei dat we gingen rijden. Achter het stuur kreeg hij in de gaten dat ik naar de snelweg wilde en raakte hij in paniek. Ik zei dat hij moest zingen, want hyperventileren en zingen, dat gaat niet samen. We begonnen bij Berend Botje, eindigden bij U2 en zo hebben we over de snelweg gereden. Het hielp.’
Toch was haar baas er minder blij mee. ‘Dit kon echt niet, ik had mijn cliënt en mezelf in gevaar gebracht. Inmiddels ben ik er ook van overtuigd dat het verkeerd was. Maar toch … de man was geholpen. Na die sessie konden we ook aan zijn andere fobieën werken, het ging moeizaam, maar we maakten vorderingen.’
Poslavsky krijgt nog altijd een kerstkaart van hem en ieder jaar komt hij een keer koffiedrinken. ‘We hebben het erover gehad. Allebei weten we dat het geen goede interventie was, maar we weten ook dat er waarschijnlijk geen andere manier was geweest waarop we iets hadden kunnen bereiken. Dit doe ik nooit meer, maar toch… Sindsdien besef ik wel hoe belangrijk je intuïtie is.’