Schrijven vond ik mijn hele leven al leuk en in mijn vrije tijd schreef ik voor Propria Cures, een studentenkrantje waar veel journalisten hun carrière zijn begonnen. Op een dag kreeg ik een postkaartje van Renate Rubinstein waarin ze me complimenteerde met een van mijn stukken. Ik was in de wolken, ik had niemand kunnen bedenken van wie ik liever een compliment had gekregen. Ik heb contact met haar gehouden en toen ik ophield bij PC vroeg ze wat ik nu ging doen. Ik was van plan om mijn werk aan de universiteit uit te breiden, maar ze adviseerde me om door te gaan met schrijven. Ze beval me aan bij de nrc, waar ik een column kreeg op de achterpagina. Ik heb mijn baan aan de universiteit opgezegd en ben van Leiden naar Amsterdam verhuisd om daar een nieuw leven te beginnen. Rubinstein staat aan de wieg van mijn journalistieke bestaan.
Het journalistieke vak inrollen ging in de jaren 80 makkelijker dan tegenwoordig. De kranten hadden ruimte genoeg. Als ik iets voorstelde, stonden redacties ervoor open en ik werd ook voor van alles gevraagd. Van 1990 tot 1995 zat ik in Washington, waar mijn man correspondent was en ik freelancer. Daar stuitte ik op de etiquetterubriek van Miss Manners in de Washington Post. Ze beantwoordde lezersvragen. Het verrassende was dat het doorgaans niet ging over het soort slabestek en welke hoed je bij een begrafenis dient te dragen. Zij behandelde kwesties uit het dagelijks leven die met (in)correct gedrag van jezelf of anderen te maken hadden.
Ik vond het een eye opener om etiquette als invalshoek voor dagelijkse problemen te gebruiken. Ik heb dit uitgangspunt overgenomen en dat leidde uiteindelijk tot de adviesrubriek ‘Moderne manieren’ in Trouw, een rubriek die ik nog steeds met veel plezier schrijf en waarin ook mijn vroegere liefde voor de sociale psychologie doorklinkt.’
foto: Peter Valckx