De auteurs pleiten er terecht voor om voldoende tijd te nemen om symptomen en klachten te beschrijven. Het louter afvinken heeft niets met diagnostiek te maken. Kom je tot een classificatie, dan dient deze gedegen onderbouwd te worden. Ondanks alle, ook terechte kritiek op de dsm, is het toch het meest gebruikte systeem voor beschrijvende diagnostiek.
Voor patiënten met complexe problematiek, comorbiditeit of reeds mislukte behandelingen is descriptieve diagnostiek onvoldoende. Uitgebreide, op de individuele patiënt toegespitste diagnostiek is noodzakelijk. Er zijn helaas veel psychologen die classificatie in alle gevallen genoeg vinden, terwijl er volgens de auteurs veel meer kennis noodzakelijk is over de patiënt dan alleen maar een passende classificatie om de juiste behandeling te kiezen: ‘Ook als een behandelprotocol aangewezen lijkt, is het belangrijk om de cliënt goed te kennen, zodat het protocol aangepast kan worden op de specifieke noden van de cliënt. Verder geven uitkomsten van randomised controlled trials geen afdoende antwoord op wat de cliënt nodig heeft, immers de positieve resultaten gelden voor de statistisch gemiddelde cliënt, die natuurlijk in de praktijk niet bestaat.’
De auteurs lijken te veronderstellen dat praktiserende psychologen alleen maar in de ggz werken. Belangrijk om te weten is dat echter ongeveer de helft van de psychologen daarin werkzaam is en de andere helft bezig is met diagnostiek in sectoren zoals revalidatie, algemene ziekenhuizen en jeugdzorg. Dit kritiekpunt neemt niet weg dat dit boekje prettig geschreven is en bovendien zijn pretentie volledig waarmaakt; het bevat vele waardevolle tips voor de pragmatiek van de alledaagse patiëntenzorg. Tegelijk is deze aanpak geworteld in de empirische psychologie.
Het boek is inderdaad de missing link waaraan praktijk en onderwijs grote behoefte hebben. Van harte aanbevolen dus!
Bespreking van:
Psychodiagnostiek: het onderzoeksproces in de praktijk
Door: C. Witteman e.a. (2014)
Utrecht: De Tijdstroom, 129 p.