Verschillende ideeën in dit boek zijn afkomstig uit de (cognitieve) gedragstherapie. Wie eigen gewoontes wil veranderen, doet er goed aan deze eerst gedetailleerd in kaart te brengen met behulp van een dagboek. Wie overstuur dreigt te raken, kan overstappen op buikademhaling (een paar tellen lang diep inademen, even wachten, en dan een paar tellen lang flink uitademen). De betekenis van taal komt in dit boek een aantal malen duidelijk aan bod. Judoka Edith Bos, zo lezen we, verloor een Olympische finale omdat ze zichzelf steeds voorhield: ‘Niet links pakken’. Na een korte onderbreking in de wedstrijd deed ze dit tóch, wat haar fataal werd. Ze had volgens Van der Klein- Driesen beter een positief geformuleerde instructie kunnen inprenten (bijvoorbeeld: ‘Rechts grijpen’).
Ook de persoonlijkheidspsychologie komt aan de orde. De Big Five, of een willekeurige andere indeling, lijkt bruikbaar om coaches er extra duidelijk op te wijzen dat rekening moet worden gehouden met individuele verschillen. Een hockeykeeper en een bondscoach van het nationale handbalteam geven in dit boek echter aan, dat dit tegenwoordig lastiger wordt. Coaches krijgen steeds meer de rol van manager van een team specialisten (‘een fysiotherapeut, een krachttrainer, een videoanalist, een sportarts’, p. 229). Op diverse plaatsen suggereert de auteur dat psychologen beter direct ingeschakeld kunnen worden bij de begeleiding van sporters. Ze gaat echter niet in op de vraag of dit de coaches nóg meer op afstand zet. Misschien kunnen sportpsychologen op den duur vervangen worden door specialisten op het terrein van de arbeids- en organisatiepsychologie?
Problemen en mogelijke oplossingen laat Daniëlle van der Klein-Driesen benoemen door bekende en minder bekende sporters, coaches en scheidsrechters die zij heeft geïnterviewd. Het boek lijkt hierdoor telkens om zijn eigen as te draaien. De mensen ‘in het veld’ kunnen iets leren van sportpsychologen, maar eigenlijk moeten die psychologen nog behoorlijk veel leren van degenen die echt met sport bezig zijn. En heeft de schrijfster van dit boek zelf veel succes gehad in haar adviespraktijk? Die vraag blijft onbesproken. Er moet maar snel eens een kampioenschap voor sportpsychologen worden georganiseerd.
Door: Daniëlle van der Klein-Driesen (2017)
Hilversum: Uitgeverij Lucht, 207 p.