Een berg van ruim 1300 bladzijden, maar wie het lukt om langs vaak ellenlange zinnen en lastige formuleringen de top te bereiken, wordt beloond met vergezichten over de psychologie die in officiële leerboeken ontbreken: de roman van Robert Musil, De Man zonder eigenschappen. Een pil die ons geneest van de verbrokkeling van ons vak in kleine onderzoekjes, plaatjes van oplichtende hersengebiedjes en de kookboekdiagnostiek van de DSM-5. Daar is op zich niks mis mee, maar zoals Musil zegt: ‘We hebben onszelf en de natuur heel wat beter leren kennen, maar het resultaat is om zo te zeggen dat men alles wat men in de details aan orde wint, weer verliest in het geheel, zodat we steeds meer ordes hebben en steeds minder orde.’
De Man zonder eigenschappen is een roman die speelt in Oostenrijk (het Habsburgse rijk) net voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Musil heeft er twintig jaar aan geschreven maar hem niet af gekregen. De hoofdfiguur noemt zich een man zonder eigenschappen. Hij wil zich niet vastleggen in patronen, denkbeelden en absolute ideeën, maar alle mogelijkheden openhouden en onderzoeken. Geen man met eigenschappen, maar met mogelijkheden. Een afwijzing van veilige zekerheden. Het is een fascinerend, met veel ironie verteld verhaal, maar vooral met zoveel verhelderende psychologische beschouwingen dat ik het gevoel kreeg dat alle (klinisch) psychologen het moeten lezen.
Musil versterkte bijvoorbeeld mijn besef dat wij wel talloze psychische ziekten benoemen, maar geen behoorlijke definitie van geestelijke gezondheid hebben, geen ‘normaalwaarden’. ‘Hoe weinig zou het gezonde leven nog betekenen als het alleen een gemiddelde toestand tussen twee overdrijvingen ten doel zou hebben.’ Hij leerde mij hoeveel morele oordelen er in ons vak geslopen zijn. Over de antisociale persoonlijkheid schrijft Musil: ‘Tekenend voor deze ongelukkigen is dat ze niet alleen een minderwaardige gezondheid, maar ook een minderwaardige ziekte hebben.’
Wie gruwt van de discussie over voltooid leven of wie terugschrikt als een kennis of een patiënt over suïcidegedachten spreekt, leest bij Musil: ‘…en het kan zijn dat het leven van de meeste mensen zo bedrukt, zo weifelend, met zoveel duisternis in de lichte gedeelten en over het geheel genomen zo verkeerd verloopt, dat pas door een vage mogelijkheid er een einde aan te maken de vreugde die het in zich bergt wordt vrijgemaakt.’
Een boek zo vol inspirerende gedachten, in dit korte stukje is daar geen goed beeld van te schetsen. Maar wie dit meesterwerk doorwerkt, komt niet bedrogen uit. Het werpt licht op het zo belangrijke psychologische verhaal, waar methoden en technieken dominant zijn geworden. Het brengt begrip en inzicht terug, waar het tellen van antwoorden op vragenlijstjes de voorrang heeft.
Heeft Musil mij dan geleerd dat de moderne psychologie te weinig zinvolle ontwikkelingen doormaakt? Dat het vroeger beter was? Zelfs daarop geeft deze roman mij antwoord: ‘Op het laatst weet je niet meer of de wereld werkelijk slechter is geworden of jij alleen maar ouder.’
Ruud van Tuijl (1946) is klinisch psycholoog en heeft ruim dertig jaar gewerkt op de afdeling psychiatrie van het Erasmus MC. E-mail-ruudvantuijl@hotmail.com.
De muze
De muze is een nieuwe rubriek waarin psychologen vertellen hoe een kunstwerk – een beeld, boek, toneelstuk, film, etc. – hun werk als psycholoog op een bijzondere manier heeft beïnvloed. In deze aflevering Ruud van Tuijl over het meesterwerk van Robert Musil. Wilt u een bijdrage leveren? Neem contact op met de redactie: redactie@psynip.nl.