Lees verder
De afkorting ROM kan in de gezondheidszorg op drie manieren worden gelezen. Soms gaat het om Routine Outcome Measurement, soms om Routine Outcome Monitoring, en vaak om Routine Outcome Management. Voor verzekeraars is het prettig hulpverleners op enkele duidelijke criteria met elkaar te kunnen vergelijken. Je maakt daarna afspraken met de meest succesvolle en de goedkoopste. De andere schrap je van je lijst. Het is begrijpelijk dat niet iedereen hier blij van wordt. Bovendien komen betrokkenen in de verleiding om zeer selectief informatie aan te leveren. ROM is dan de koninklijke weg naar een leugenachtige samenleving.
Karel Soudijn

Aan meting van resultaten kleeft een algemeen bezwaar. Vaak is het lastig om scores eenduidig te interpreteren. Is een behandeling geslaagd als de cliënt tevreden is? Misschien betekent tevredenheid alleen maar dat cliënten het tijd vinden worden om te stoppen. Scores aan het eind van een behandeling maken ook niet duidelijk hoe behandelaars hun werkwijze verder kunnen ontwikkelen.

Hulpverleners die hun aanpak willen verbeteren, lezen de letter M in de ROM als ‘monitoring’. Suzan Oudejans en Masha Spits adviseren deze hulpverleners hun behandelingen te doorspekken met een vragenlijst. Kom daarmee niet pas aan het eind van een behandeling, maar laat cliënten herhaaldelijk een lijst invullen die op hun eigen problematiek is afgestemd. Ook nu geven scores geen eenduidig beeld van wat iemand denkt of voelt, maar ze bieden wel aanknopingspunten om het gesprek met een cliënt te vervolgen. Therapeuten kunnen vragen stellen over de betekenis van bepaalde antwoorden. Ze kunnen hun cliënt ook laten zien hoe diens scores nu afwijken van de manier waarop vorige lijsten werden ingevuld. In hun boek pleiten Oudejans en Spits ervoor om scores herhaaldelijk terug te koppelen via ‘motiverende gespreksvoering’. Mogelijkheden daartoe illustreren zij met voorbeelden. Zowel cliënt als therapeut moet daardoor beter, want doelgerichter, gaan functioneren.

Op basis van literatuur betogen Oudejans en Spits dat hulpverleners in de gezondheidszorg gewoonlijk hun vaardigheden sterk overschatten. Bovendien gaan ze vaak veel te lang door. Intervisie is zinvol, maar collega’s nemen de werkelijkheid óók selectief waar. Vragenlijsten verzakelijken het gesprek. We hoeven die lijsten ook niet altijd zelf te ontwikkelen. De auteurs geven een opsomming van talrijke instrumenten die door anderen al op de markt zijn gebracht.

Dit boek is een gemakkelijk toegankelijke inleiding in het gebruik van evaluerende vragenlijsten in de geestelijke gezondheidszorg. Valkuilen staan in deze wegwijzer netjes gemarkeerd. Wie teveel meet, verdrinkt in bureaucratische rompslomp. Wie te weinig meet, draait zichzelf en anderen een rad voor ogen. De auteurs zijn zelf nogal gecharmeerd van motiverende gespreksvoering aan de hand van telkens opnieuw afgenomen vragenlijsten. Ook hier speelt echter een probleem, want om dit echt goed in praktijk te brengen, zullen de meeste hulpverleners hun werkwijze radicaal moeten herzien. Eigenlijk bepleiten Oudejans en Spits revolutie.

Door: Suzan Oudejans en Masha Spits (2018)
Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 133 p.