‘Anderen’
Wie dood wil, kan van een gebouw of brug springen, of voor een trein. Chabot en Braam veronderstellen dat dergelijke vormen van zelfdoding impulsief plaatsvinden. Bovendien zijn de gevolgen ervan vaak bijzonder traumatisch voor anderen. In hun handboek bepleiten de auteurs handelingsvrijheid voor degenen die weloverwogen en in goed overleg met naasten de keuze voor doodgaan hebben gemaakt. Probleem hierbij is echter vooral de rol die ‘anderen’ tijdens het proces van levensbeëindiging (moeten) spelen. Artsen beschikken over middelen om snel een einde aan iemands leven te maken, maar zij zijn gebonden aan wettelijke bepalingen en aan hun eigen overtuiging van wat wel of niet toelaatbaar is. Een deel van het boek van Chabot en Braam is te lezen als propaganda in de richting van artsen: zij hebben, met inachtneming van hun beroepseed, veel meer juridisch aanvaardbare ruimte dan zij zelf vaak denken.
Een belangrijke rol spelen partners, familieleden en goede vrienden of vriendinnen van degene die dood wil. Zoals de auteurs schrijven: ‘In het stervensuur wens je omringd door dierbaren te zijn.’ Dat is mooi gezegd, maar de volgende vraag is dan hoe actief zij zich in dat uur of in de periode daarvoor mogen gedragen. Mogen zij de middelen kopen die iemand wil gebruiken om het eigen leven te beëindigen? Het handboek van Chabot en Braam bevat een catalogus van middelen die bij zelfdoding kunnen worden ingezet, maar veel ervan zijn in ons land niet vrij verkrijgbaar. Soms moet je er helemaal voor naar Zuid-Amerika. Wie uitzichtloos thuis zit, zal het lang niet altijd kunnen opbrengen om zo’n verre reis te maken. Is degene strafbaar die de boodschappen doet? En als de middelen voor het grijpen liggen, is dan degene strafbaar die de middelen aanreikt aan de persoon die nu meteen wil sterven? Zelfdoding is wettelijk toegestaan, maar hulp bij zelfdoding kent strenge verbodsbepalingen. Wanneer moet een handeling van een naaste echt als hulp worden gezien? Dit is niet altijd even duidelijk, en daar gaan Chabot en Braam uitvoerig op in.
Paradoxen
In de psychologie vonden de laatste jaren felle discussies plaats over de vraag of mensen over een vrije wil beschikken. Zijn we slaaf van automatisch verlopende hersenprocessen, of voegen we daar iets aan toe? Het handboek van Chabot en Braam is goed te gebruiken om de discussie over vrije wil vanuit een andere hoek te voeren. Wie betrokken is bij de zelfdoding van een ander, zal in een juridische context moeten kunnen argumenteren dat sprake was van vrije wil. We mogen een ander niet verleiden om nu toch eindelijk maar eens vergif te slikken of een ander dodelijk middel toe te passen. Maar als iemand het leven als uitzichtloos beschouwt, in welke mate kan er dan nog sprake zijn van vrije wil? En van de andere kant bekeken: staan mensen niet altijd onder invloed van hun omgeving? Hoe zwak moeten omgevingsfactoren zijn om te kunnen spreken over vrije wil? De rechter veroordeelde iemand tot een voorwaardelijke taakstraf, omdat die persoon had gemeld dat het tijd was om een dodelijk gif in te nemen. Louter de opmerking ‘Het is nu tijd’ is in juridische zin kennelijk een te grote inperking van de vrije wil, zelfs in een situatie waarin de ander van tevoren reeds het tijdstip had genoemd waarop de laatste handeling zou worden gepleegd.
In dit handboek staan verschillende soorten teksten. De auteurs zetten begrippen naast elkaar: zelfdoding, euthanasie en zelfeuthanasie. Ze bedrijven casuïstiek door mensen aan het woord te laten die in verschillende rollen te maken hebben gehad met het onderwerp, of vooral ook met goede en met slechte artsen. Aan het eind van het boek interviewt de ene auteur uitvoerig de andere. (U raadt het al: Boudewijn Chabot laat zich interviewen door Stella Braam.) En voor een belangrijk deel is dit boek een consumentengids. Middelen worden besproken die bruikbaar lijken bij zelfdoding. Hoe werken ze? Waar zijn ze te verkrijgen? In welke hoeveelheden moet je ze innemen? Hoe lang kun je ze bewaren voordat hun werking uitdooft? Welke ervaringen uit de praktijk zijn vastgelegd? Hier raakt het boek aan The Peaceful Pill Handbook van Philip Nitschke en Fiona Stewart, waarin sinds 2006 nog veel uitvoeriger consumentenvoorlichting over allerlei dodelijke stoffen is te vinden. Beide boeken maken duidelijk dat er in verschillende landen soms flink gesjoemeld wordt met die stoffen. Kopers moeten zelf eigenlijk over een volwaardig laboratorium beschikken om te onderzoeken of werkzame bestanddelen nog steeds in voldoende mate aanwezig zijn. Zelfdoding lijkt zo vooral iets voor scheikundigen.
Chabot en Braam dragen een boodschap uit: betutteling is verkeerd. Wie een uitzichtloos leven leidt, moet daar een einde aan kunnen maken. Zelfbeschikking behoren we serieus te nemen. Wat mij bij lezing echter opviel, is vooral de organisatie die nodig is om op een prettige manier dood te gaan. Wie een uitzichtloos leven leidt, moet kennelijk over enorme vitaliteit beschikken om het einde op een voor iedereen acceptabele manier te organiseren. Je kunt het niet zomaar aan anderen overlaten. Uitweg staat bol van de paradoxen.
Uitweg: een waardig levenseinde in eigen hand
Door: Boudewijn Chabot en Stella Braam (13e, herziene druk 2017)
Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 304 p.