In een nabij de universiteit gelegen wijk met veel restaurants en café’s voerden onderzoekers op zes vrijdagavonden een anonieme steekproef uit onder ruim duizend cafébezoekers. Die bezoekers werden tussen 22.00 uur en 2.30 aangehouden bij hun vertrek uit de kroeg. Tachtig procent van de proefpersonen was blank, student en van het mannelijk geslacht. Na een kort interview, waarbij de onderzoekers onder meer demografische gegevens in kaart brachten en naar alcohol-gerelateerd gedrag vroegen – bijv.: ‘Hoe vaak drink je meer dan zes glazen bij een gelegenheid?’ – voerden de proefpersonen een blaastest uit.
Hoewel degenen die zich zouden láten rijden gemiddeld een significant hoger alcoholpromillage in hun bloed hadden dan de potentiële chauffeurs, bleek ruim 35 procent van de 165 personen die geacht werden hun vrienden na het uitgaan naar huis te rijden ook alcohol te hebben genuttigd. Bij de helft daarvan lag het alcoholpromillage boven de 0.5, in Nederland de wettelijk toegestane limiet voor ervaren autobestuurders. In de Verenigde Staten beval de National Transportation Safety Board – de Amerikaanse broer van Veilig Verkeer Nederland – dit promillage recent aan als toegestane grens; officieel ligt die daar nog op 0,8 promille. De onderzoekers vermoeden dat de keuze van de chauffeurs om te gaan drinken voortkomt uit groepsdynamiek en de misvatting dat alcoholgebruik minder effect heeft op de rijvaardigheid van ervaren drinkers. Bovendien wordt het juist inschatten van de eigen mate van dronkenschap moeilijker na een paar glazen. De boodschap van communicatiecampagnes zou dan ook moeten zijn dat men als zelfverklaard of aangewezen chauffeur maar het best nuchter kan blijven ofwel volledig van alcoholgebruik zou moeten afzien. (EdJ)
Bron: Barry, A.E., Chaney, B.H. & Stellefson, M.L. (2013). Breath Alcohol Concentrations of Designated Drivers. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 74(4), 509-513.