‘Beelden hebben een veel krachtiger invloed op onze gevoelens dan gedachten,’ vertelt keynote speaker Emily Holmes, bijzonder hoogleraar Klinische Psychologie aan de Universiteit van Oxford. ‘Wanneer wij ons iets verbeelden zijn dezelfde hersengebieden actief als wanneer wij iets echt waarnemen.’ Omdat een levendig voorstellingsvermogen een gemeenschappelijk kenmerk is van veel psychische stoornissen bedacht Holmes het Mood Action Psychology Programme (mapp) voor mensen met een bipolaire stoornis, die vaak weinig baat hebben bij gewone cgt. Met Imagery Rescripting (ImRs) kunnen mensen leren om intrusieve, steeds terugkerende beelden te reguleren. Wanneer het beeld van een rode sportauto iemand in een voortdurende staat van opwinding brengt, vraagt de therapeut om een alternatief beeld dat nog steeds acceptabel is maar dat minder emotie oproept; een grijze volkswagen bijvoorbeeld. Een andere techniek is het verzinnen van een afleidende bezigheid zoals tuinieren voor de momenten waarop iemand overspoeld wordt door een continue beeldenstroom.
De resultaten van een pilotstudy naar de mapp-interventie onder veertien patiënten waren positief: de dagelijkse stemmingswisselingen werden voorspelbaarder en minder extreem. Holmes pleit voor veel meer onderzoek naar werkzame mechanismen, want, doelend op het hoge suïciderisico bij de bipolaire stoornis: ‘If we can put a man on the moon, why can’t we do better and keep a man on earth?’
Traumaonderzoek
ImRs lijkt ook een veelbelovende behandeltechniek bij de behandeling van een posttraumatische stressstoornis (ptss) ten gevolge van vroegkinderlijke trauma’s, een onderwerp dat helemaal losstaat van het congresthema. Het gaat dan niet om het reguleren van positieve flash forwards, maar om het bijstellen van negatieve flashbacks. ‘Zodra het negatieve beeld is opgeroepen en er een emotie bij de patiënt opkomt, vraag de therapeut de patiënt om als volwassene in de scene te interveniëren,’ vertelt psycholoog Sandra Raabe, als docent verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Vervolgens ondergaat de patiënt, opnieuw in de rol van kind, de interventies waaraan het destijds behoefte had.’ Een belangrijk voordeel van ImRs ten opzichte van de meer gangbare traumabehandelingen emdr en Imaginaire Exposure (ie) is dat het trauma niet in zijn geheel hoeft te worden herleefd.
Hoewel de effectiviteit van emdr en ie bij enkelvoudige trauma vaststaat, is de werkzaamheid van deze methodes bij trauma ten gevolge van langdurig misbruik tijdens de kindertijd nog nauwelijks onderzocht. Als eerste vergeleek klinisch psycholoog Ingrid Wigard van PsyQ daarom de effectiviteit van emdr en ie bij vroegkinderlijke traumatisering: beide behandelingen waren effectief en verminderden de klachten in gelijke mate. Een grote doorbraak in het traumaonderzoek werd geleverd door David van den Berg, klinisch psycholoog bij Parnassia. Terwijl een psychose altijd werd gezien als een contra-indicatie voor een traumabehandeling, toonde Van den Berg overtuigend aan dat zelfs mensen die al tientallen jaren last hebben van psychotische klachten sterk profiteren van zowel emdr als ie. In april start klinisch psycholoog Danielle Oprel aan de Universiteit Leiden een studie die zowel inzicht moet geven in de noodzaak om een traumabehandeling vooraf te laten gaan door een emotieregulatietraining, als in de optimale frequentie van een exposurebehandeling.
instrumentele charme
Mensen met een sterk narcistische inslag – denk aan Donald Trump – zijn charismatisch, visionair, competitief en worden gezien als goede leiders. ‘Happy winners or lonely cowboys?’ vraagt keynote speaker David Bernstein, hoogleraar Forensische Psychotherapie aan de Universiteit Maastricht, zich af. Dat laatste, want zelfs in hun intieme relaties zijn narcisten vanuit hun behoefte aan macht vooral bezig met het spelen van spelletjes. Maar niet iedere narcist lijdt hier in dezelfde mate onder. Bernstein maakt onderscheid tussen primair en secundair narcisme. Primaire narcisten hebben sterke gevoelens van ‘entitlement’, zijn niet gemotiveerd voor behandeling, kennen weinig wroeging en gebruiken hun charme instrumenteel. Bij secundair narcisme daarentegen, de vorm die je overwegend in de kliniek tegenkomt, is er sprake van een emotionele noodzaak. Zonder applaus en bewondering voelen deze narcisten zich eenzaam en depressief en lopen ze een verhoogd risico op verslaving. Volgens Bernstein werden deze mensen als kind gebruikt om de narcistische behoeften van hun ouders te bevredigen, waardoor zij een fragiele zelfwaardering ontwikkelden. Tijdens de behandeling probeert Bernstein narcisten te verzoenen met het feit dat ook zij maar gewone mensen zijn, terwijl hij ze tegelijkertijd passende erkenning geeft voor hun speciale talenten.
Lage zelfwaardering
Narcisten zijn niet de enigen die lijden onder een disfunctioneel zelfbeeld. Psychotherapeut Elaheh Belaji van PsyQ onderzocht vijf zelfbeeld-dimensies bij verschillende stoornissen en concludeert dat een lage expliciete zelfwaardering de belangrijkste transdiagnostische factor is. Mensen met bijvoorbeeld angst- of dwangklachten herkennen zich dus slecht in een uitspraak als ‘over het algemeen ben ik tevreden met mezelf’.
Voor de 30 procent van de mensen met een angststoornis die onvoldoende opknappen van cgt ligt een zelfbeeldtherapie dus voor de hand. In de fraai opgezette Self Esteem Treatment Anxiety (seta) trial onderzocht Tonnie Staring, psychotherapeut bij Altrecht GGZ, de meest effectieve manier om een negatief zelfbeeld positiever te maken. Eén groep patiënten kreeg eerst Competitive Memory Training (comet) om de toegang tot positieve zelfopvattingen te vergemakkelijken, en daarna emdr-rechtsom om de beschikbaarheid van negatieve zelfopvattingen te verminderen. Een andere groep kreeg de beide interventies in de omgekeerde volgorde. Comet bleek superieur op alle uitkomstmaten: zelfbeeld, angst en depressie. Opvallend genoeg bleek comet minder goed te werken wanneer de interventie vooraf werd gegaan door emdr-rechtsom. Bij mensen met een angststoornis geldt dus het devies om positieve zelfopvattingen te versterken en negatieve zelfopvattingen met rust te laten.
Terwijl in de seta-trial het primaire symptoom angst verminderde als gevolg van een zelfbeeldtherapie, zag klinisch psycholoog Martie Schippers – De Jong bij PsyQ in een pilotstudy onder vijftien patiënten met verschillende eetstoornissen het omgekeerde patroon. In therapie leerden de patiënten om ongewenst gedrag (in spiegels kijken) te remmen en om gewenst gedrag (hobby’s) uit te breiden; het gevolg was dat niet alleen de eetpathologie afnam maar dat tegelijkertijd het zelfbeeld een stuk positiever werd.
Aangeleerd optimisme
Piekeren wordt gezien als een maladaptieve reactie op negatieve emoties, vertelt Diana Schut, die als gz-psycholoog werkzaam is bij Altrecht. Maar ook op positieve emoties bestaan ongezonde reacties, zoals ze onderdrukken of de aandacht snel op iets anders richten. Beter is het om positieve emoties te versterken (‘savouring’) door er bewust bij stil te staan of door het oproepen van soortgelijke leuke gebeurtenissen (positieve ‘mental time travel’). De rol van maladaptieve reacties op positieve en negatieve emoties lijkt per stoornis te verschillen. Zo concludeert promovenda Lonneke Lenferink van de Rijksuniversiteit Groningen dat mensen met gecompliceerde rouw vooral moeten leren om hun negatieve emoties anders te reguleren, omdat rouwklachten sterker samenhangen met piekeren dan met het dempen van positieve emoties. In een onderzoek onder zwangere vrouwen van Filip Raes, hoofddocent psychologie aan de KU Leuven, bleek echter heel verrassend dat piekeren tijdens de zwangerschap geen verband hield met post partum depressieve klachten. Het dempen van positieve emoties tijdens de zwangerschap was wél een goede voorspeller voor depressieve klachten na de bevalling.
Gelukkig is het mogelijk om een optimistische houding, die beschermt tegen psychische problemen, aan te leren. Keynote speaker Madelon Peters, hoogleraar Experimentele Gezondheidspsychologie aan de Universiteit Maastricht, gebruikt hiervoor de best mogelijke zelfinterventie: een schrijfopdracht van twintig minuten waarin mensen hun ideale leven beschrijven en actief visualiseren. Experimenteel onderzoek met studenten laat zien dat door de interventie optimisme, tevredenheid en zelfregulatie toenemen, en gevoeligheid voor pijn en stress afnemen. Ook in de klinische praktijk heeft deze schrijfopdracht, in combinatie met technieken als het versterken van positieve emoties en het dagelijks stilstaan bij drie goede dingen, inmiddels zijn waarde bewezen. Chronische patiënten die deelnamen aan de positieve psychologie-interventie van zeven weken waren na een halfjaar nog steeds optimistischer, gelukkiger en minder depressief dan patiënten die op de wachtlijst terecht waren gekomen. Peters verwacht dat voor mensen met een psychische stoornis zelfhulpinterventies uit de positieve psychologie vooral meerwaarde hebben in combinatie met een andere vorm van therapie.
Niet-ongelukkig zijn
Traditiegetrouw wordt het vgct-congres afgesloten door een spreker uit een andere discipline. Dit jaar valt deze eer te beurt aan filosoof Menno de Bree, die in volle vaart en met veel humor een eigenzinnige visie op geluk neerzet. Waar Aristoteles constateerde dat ieder mens naar geluk streeft, vindt de Bree niet-ongelukkig zijn een veel verstandiger en realistischer doel. Immers, Schopenhauer zei het al: ‘Onze gevoeligheid voor pijn is bijna oneindig, die voor genot beperkt.’ De Bree ziet, in tegenstelling tot zijn collega Alain de Botton, liefde en werk niet als vanzelfsprekende bronnen van geluk. Zo wordt het voor werknemers in de zorg steeds belangrijker om productie te draaien en om aan regels te voldoen. Het is de erfenis van Sartre dat wij geluk toch vooral als een individuele verantwoordelijkheid beschouwen en de invloed van de (werk)omgeving onderschatten. Kortom: het is sowieso al lastig om gelukkig te zijn, zeker op je werk, en als je mislukt is het ook nog eens je eigen schuld. Een oplossing heeft De Bree niet, alleen tips als ‘seek higher pleasures’, ‘werk nooit met mensen zonder humor’ en, heel rigoureus, ‘het beste is om niet geboren te worden’.
Maar nu we er toch zijn, kunnen we net zo goed nog een klein koekje nemen.