Spannende dagen voor Elger Abrahamse, psycholoog aan de vakgroep Cognitieve Psychologie en Ergonomie van de Universiteit Twente, want het is de week van zijn promotie. Een week van aftellen en nog eens aftellen, tot de bewuste dag. Dan heerst vooral het gevoel van: kom maar op, dan zijn we er tenminste vanaf.
Maandag
Het was de bedoeling om deze dagen niets in te plannen en mij te focussen op donderdag; dan promoveer ik. Maar niet alles heb je zelf in de hand. In de ochtend staat een in te halen vakgroepsvergadering gepland, een tweemaandelijkse bijeenkomst waarin het reilen en zeilen van de vakgroep Cognitieve Psychologie en Ergonomie wordt doorgenomen. We beginnen met taart van een jarige collega, en dan passeren de gebruikelijke onderwerpen de revue. Ik ben er niet echt bij met mijn hoofd, mijn aandacht wordt alleen even gegrepen wanneer een vaak terugkerende kwestie wordt besproken, de vraag hoe wij fundamentele kennis over de menselijke cognitie kunnen gebruiken bij meer toepassingsgericht onderzoek, en hoe we daarmee in de toekomst meer studenten naar Enschede kunnen trekken. Ik stel voor dat we als groep actief gaan zoeken naar de verscheidene subsidiemogelijkheden voor fundamenteel en ergonomisch onderzoek, en dan een lijst gaan bijhouden met deadlines; zo kunnen in te dienen voorstellen in de toekomst optimaal worden voorbereid.
In de middag zet ik mijzelf achter mijn pc, klaar om de ‘leken’-presentatie voor aanstaande donderdag af te maken. Net als ik mijn eerste woorden in de PowerPoint zet, hoor ik op de gang een bekende stem. Een goede vriend – tevens oud-collega en een van mijn twee paranimfen aanstaande donderdag – is zojuist gearriveerd vanuit Koeweit. We hebben elkaar een half jaar niet gezien. Mijn laatste hoop vervliegt om vandaag nog iets klaar te spelen.
Dinsdag
Een koude en troosteloze dag. Ik denk voortdurend aan donderdag, en dat inspireert voldoende om eindelijk het lekenpraatje naar tevredenheid af te krijgen.
In de middag heb ik een afspraak met één van mijn begeleiders om wat vragen te oefenen voor de verdediging. Het gaat mij vooral om de kunst niet stil te vallen bij een onverwachte vraag, om deze te parafraseren en daarna met voldoende overtuiging te kunnen antwoorden, nog los van de inhoud ervan. Mijn begeleider weet de juiste snaar te raken met de vragen, en ik moet mij inhouden om niet in de verdediging te schieten; op internet had ik gelezen dat dat uit den boze is… Het gaat in ieder geval alvast beter dan bij de proefpromotie die ik vorige week met collega’s had gehouden.
Woensdag
Vandaag is het actieve aftellen echt begonnen. De agenda is (eindelijk) leeg, ik kom de dag door met het lezen van een aantal toonaangevende artikelen van de leden van mijn commissie. Bij elke paragraaf probeer ik te bedenken hoe en in welke mate dit is gerelateerd aan mijn werk, en dus of ik er een vraag over kan verwachten. Ik maak me vooral zorgen over vragen over mijn laatste hoofdstuk, waarin ik probeer een brug te slaan tussen mijn theoretisch onderzoek en de praktijk –mijns inziens geen slechte, maar zeker ook geen waterdichte poging. In de commissie zitten beslist personen die zich hierdoor geprikkeld kunnen voelen.
Donderdag
Lang heb ik ertegenop gezien, nu heerst vooral een gevoel van ‘kom maar op, dan zijn we er tenminste vanaf’ – een verzuchting die ook in mijn meest nabije omgeving te horen is. Mijn vriendin wordt al maanden geplaagd door mijn onrust – meer nog dan normaal – en het heeft haar veel energie gekost om alles mee te helpen voorbereiden. En dan heb ik het nog niet eens over al haar hulp bij de lay-out van mijn proefschrift…
Aan het begin van de middag halen we een collega-promovendus uit Granada (Spanje) van het station, zij komt speciaal voor mijn verdediging over! Aangekomen op de campus van de Universiteit Twente moet ik alle genodigden die her en der zijn gearriveerd zien te vinden en hen naar de juiste zaal dirigeren. Dan kan de deur dicht. Om 16.45 het lekenpraatje. Ik heb de tekst voor de zekerheid uitgetypt, maar echt gebruiken doe ik het niet. Om 17.00 uur begint de verdediging zelf. De vragen zijn pittig, maar de vooraf gevreesde killervraag blijft uit; ik word er nog wel fijntjes op gewezen dat volgens mij niet-bestaande literatuur wel degelijk bestaat…
Als ik buiten sta, kan ik weer glimlachen en is het hoofd lekker leeg. Ik ben blij met hoe het gelopen is; mijn eigen optreden, de steun en de reacties van de mensen om mij heen, de laudatio van mijn promotor, alles is goed. Na een korte receptie hebben we met select gezelschap een diner. Het is erg gezellig, en het geheel wordt opgefleurd met een heuse speech en een live gezongen nummer door één van mijn paranimfen en zijn vriendin.
Vrijdag
Ook vandaag begint de dag weer vroeg in de ochtend. Na een glas vers geperst sinaasappelsap lopen mijn vriendin, mijn broer en ik naar het werk – een wandelingetje van 20 minuten. Ondanks het plan vooraf om toch zeker wat te werken, lijkt vandaag zich in een grote waas af te spelen. Alles gaat drie keer zo langzaam en er moet helemaal niets. Sterker nog, de collega’s op het werk verbazen zich meermaals over mijn aanwezigheid. In de middag volg ik een bachelor-afstudeerpresentatie, en loop ik met twee collega’s door een nieuw op te zetten vak met de naam Motor Skills, dat ik in mijn nieuwe positie als postdoc mede mag gaan verzorgen. Dit vak gaat pas eind april beginnen, maar het leeft nu al heel erg bij ons – als student hadden wij dit ook wel willen volgen. Hopelijk zijn onze studenten straks net zo positief.