Een klinisch psycholoog in een ziekenhuis vergadert over de noodzaak tot profileren, om later die week met patiënten te praten over ingrijpende behandelingen en hun angst voor de dood. Een paar dagen uit het leven van Moniek van Hout, klinisch psycholoog bij het Medisch Spectrum Twente.
Maandag
Via de nieuwe wijk Roombeek vlakbij het centrum van Enschede fiets ik naar ons ziekenhuis. Roombeek is opgebouwd na de vuurwerkramp en is nog steeds in aanbouw. Het is een wijk vol architectonische experimenten; de nieuwe trots van Enschede. Erdoorheen fietsen helpt tegen heimwee naar het westen.
Vandaag een beleidsvergadering met mijn vier collegae. Onlangs zijn we tweemaal gevisiteerd. Zowel de opleidings- als de kwaliteitsvisitatie was positief, maar er is wel een aantal aandachtspunten geformuleerd die consequenties hebben voor ons beleid. Eén van die punten is dat we ons als ziekenhuispsychologen (nog) meer moeten profileren. Profileren, een modieus woord dat veel inhoud lijkt te hebben, maar wat is het eigenlijk? Het meedraaien in ziekenhuiscommissies, in multidisciplinaire overlegvormen, het onderhouden van uitstekende contacten met medisch specialisten, en het participeren in onderwijs en onderzoek, wordt er blijkbaar niet mee bedoeld, want dat doen we al. Profileren kan betekenen: duidelijk maken wat je doet en ook daar zijn we druk mee. We hebben een website en folders, en geven informatie over onze afdeling op websites van multidisciplinaire teams. Een andere betekenis van profileren is: ergens de aandacht op vestigen, ‘smoel tonen’. Maar smoel tonen en kwaliteit hebben, is niet hetzelfde. Zoals een collega zei: ‘Wij houden niet van gebakken lucht.’
Dinsdag
Ik spoed me op de fiets over de honderden meters lange brug, een bijzondere constructie die de twee voormalige fusieziekenhuizen met elkaar verbindt. Op de oncologieafdeling hijs ik me in beschermende kleding, jas, handschoenen en mondkapje, en maak ik kennis met een leukemiepatiënt die naar me is doorverwezen. Het voelt altijd wat vervreemdend vanachter mijn masker, ik kan alleen met de ogen contact zoeken, de patiënt kan mijn gezichtsuitdrukking niet zien. Ik tref een verstilde, verdrietige man, doodsbang nu hij ineens geconfronteerd wordt met zijn sterfelijkheid. Hij is geen prater, bij spanningen liep hij vanaf zijn Twentse boerderijtje het achterland in. Nu kan hij niet van zijn kamer af. Naast het bespreekbaar maken van zijn beangstigende emoties is praktische ondersteuning en het aanbrengen van een dagstructuur tijdens de opname van groot belang. Na het gesprek maak ik met een verpleegkundige een plan om de man te helpen deze opname te ‘overleven’.
Zoals deze man, tref ik, klinisch en poliklinisch, veel patiënten deze week. Patiënten die door confrontatie met ernstig lichamelijk lijden geheel uit hun evenwicht raken. Vaak speelt er andere problematiek mee.
Woensdag
Mijn wekelijkse vrije dag. Na een fietstochtje door de regen zet ik mijn twee zoons bij school af. Mijn jongste wil onder geen beding zoenen, maar wel knuffelen. Waar de grens ligt, wordt door hem bepaald en wijzigt voortdurend. Bij overschrijding volgt luidkeels en theatraal protest en nepgestomp. De ochtend besteed ik aan pianospelen. Ik musiceer al jaren, maar pas enkele jaren geleden ben ik samen met mijn kinderen op pianoles gegaan. In mijn hoofd hoor ik de mooiste muzikale interpretaties, maar de vingers zijn stug.
Donderdag
Vandaag onder meer een preoperatieve screening van een patiënt met de ziekte van Parkinson. Bij deze patiënt wordt dbs (Deep Brain Stimulation) overwogen, een techniek waarbij hersenkernen elektrisch kunnen worden geprikkeld. De motorische verschijnselen van Parkinson kunnen daardoor sterk verbeteren. Er zitten risico’s aan zo’n ingreep, en daarom wordt de patiënt vooraf uitgebreid multidisciplinair onderzocht. Het is een vriendelijke man van bijna 60 jaar. Traag en met vlakke stem vertelt hij over zijn ziektegeschiedenis en zijn klachten.
Hij begrijpt goed wat de bedoeling is, en na een uitgebreid intakegesprek wordt hij door de psychodiagnostisch werker meegenomen voor neuropsychologisch onderzoek. Aan het einde van de dag zullen alle resultaten zijn uitgewerkt en samen met de bevindingen van andere disciplines worden besproken in de multidisciplinaire patiëntenbespreking. De patiënt gaat na enkele opnamedagen met een kant-en-klaar advies naar huis. Een hele verbetering vergeleken met enkele jaren geleden.
De rest van de dag besteed ik aan coördinatie van opleiding en wetenschappelijk onderzoek.
Vrijdag
Vandaag is mijn intervisiedag. Onmisbare tijd voor reflectie op het werk. Verder verzorg ik samen met een gz-psycholoog in opleiding een psycho-educatieprogramma voor een groep Parkinsonpatiënten. Dit programma loopt voor het eerst in ons ziekenhuis. Zo kan ik gelijk ook de gz-er in opleiding aan het werk zien en begeleiden. We zitten met zijn allen in een groepsruimte, ieder half uur horen we een luid kabaal. Het is de waterafvoer van de ok’s die vlak boven ons hoofd zit. Dat we het kunnen horen, is te wijten aan een constructiefout. Als er weer eens zo’n stortbakgeluid te horen is, kan ik één van de patiënten, een moeilijk articulerende, zacht pratende man, niet goed verstaan. Tweemaal vraag ik om herhaling. Een medepatiënte vergoelijkt mijn gedrag met de woorden: ‘Is niet erg hoor, er ontgaat u wel vaker iets.’ Ze schrikt er zelf van en er wordt hard gelachen.
Vrijdagmiddag besteed ik verder aan brieven, de onvermijdelijke administratieve rompslomp (dbc’s!) en na even afkicken met de collega’s in de koffiekamer breekt het weekend aan.