Lees verder
Hoe is de band tussen familieleden die beiden als psycholoog werken? Het NIP laat moeders, dochters, vaders en zonen aan het woord over hun gespreksstof, relatie en familiedynamiek. In deze editie: vader en GZ-psycholoog Frank van Raak en zijn zoon Jeroen van Raak, bijna klaar met zijn master klinische psychologie.
Nederlands Instituut van Psychologen

Niet alleen Jeroen en Frank hebben een liefde voor psychologie, ook moeder, relatietherapeut en haptotherapeut, én dochter, afgestudeerd in HR, houden zich er mee bezig. Jeroen: ‘Het is enerzijds fijn dat gesprekken aan de keukentafel vaak een psychologische invalshoek hebben, maar soms wil ik ook gewoon lekker over voetbal praten, haha.’

Merken jullie dat jullie steeds meer raakvlakken hebben op het gebied van werk en studie?

Jeroen: ‘Ja. Ik ben nu bijna klaar met mijn master, en in het afgelopen jaar, waarin ik stage liep en mijn scriptie schreef bij 113 zelfmoordpreventie, merkte ik dat we elkaar vakinhoudelijk steeds vaker konden vinden. Ook nu ik de basiscursus cognitieve gedragstherapie (cgt) volg, hebben we meer gesprekken over het vak. Ik heb bijvoorbeeld laatst een boek van mijn vader geleend over cgt. En door er dan over te praten krijg ik een beter beeld van de context waarin zo’n therapie wordt gegeven.’

Frank: ‘De periode waarin Jeroen zich wat wilde afzetten is wel voorbij. Ik vind het leuk dat de inhoudelijke gesprekken steeds meer op gang komen. We hebben laatst zelfs samen een model ontwikkeld over de samenhang tussen vermijdingsgedrag en motivatie. Gewoon voor onszelf hoor. Hoe activeer je een cliënt bijvoorbeeld wat meer? Het is interessant daar samen over na te denken. En ik ben natuurlijk apetrots. Vorige week moest hij de resultaten van zijn onderzoeksstage verdedigen, mooi om te zien hoe zorgvuldig hij dat heeft aangepakt.’

Waarom wilde jij psychologie studeren, Jeroen?

Jeroen: ‘Ik was altijd al geboeid door mensen. En op de middelbare school was ik goed in biologie en de meer statistische wiskunde. Van mijn vader leerde ik over de verschillende rollen die een psycholoog kan hebben, en zo kreeg ik een beter beeld van de studie.’

Had je verwacht dat je zoon voor psychologie zou kiezen, Frank?

Frank: ‘Ja. Ik herinner me dat ik Jeroen een tekening van een klok liet zien, gemaakt door iemand die een herseninfarct had gehad. De klok klopte niet. Jeroen was daar gefascineerd door en hij vroeg zich af hoe het kon dat iemand een klok niet meer goed kon tekenen. Ik heb hem nooit gepusht richting psychologie, maar hij heeft het toch een beetje met de paplepel ingegoten gekregen. Aan de keukentafel kreeg hij de gesprekken die ik met mijn vrouw soms over het werk voerde natuurlijk ook mee.’

‘De therapeutische relatie is denk ik veel belangrijker dan de precieze methodiek die je gebruikt.’

Frank

Zitten jullie altijd op één lijn in die inhoudelijke gesprekken?

Jeroen: ‘Wel als het gaat over hoe je naar problemen moet kijken, of over hoe je in contact staat met cliënten. Maar toen ik laatst een casus aan mijn vader liet lezen, merkte ik dat hij er soms net weer andere dingen uithaalde dan ik. Al heeft dat misschien ook gewoon met een verschil in ervaring te maken.’

Frank: ‘Ik ben in de jaren tachtig opgeleid. Toen stonden protocollaire behandelingen, evidence based behandelingen en richtlijnen veel minder op de voorgrond dan nu. Dat het nu veel aandacht krijgt vind ik ergens wel jammer. De therapeutische relatie is denk ik veel belangrijker dan de precieze methodiek die je gebruikt. Dat zou veel meer in opleidingen aan bod moeten komen. Hoe maak je verbinding met je cliënt? Wat is je lichaamstaal, uitstraling en hoe is je oogcontact? Lukt het je om je goed te verplaatsen waardoor de ander zich veilig voelt en zijn of haar verhaal wil delen? Aan het vergroten van het empathische vermogen, mag in de opleiding meer aandacht besteed worden. Ik heb trouwens wel vertrouwen in Jeroen, hij maakt makkelijk contact.’

Jeroen: ‘Tijdens mijn stage merkte ik het ook: als je een klik hebt bewegen cliënten makkelijker met je mee. Ik denk wel dat non-verbale communicatie en de juiste taal spreken moeilijk in een vak te vangen zijn. Het is ook ervaring. Maar er kan inderdaad wel meer aandacht naar uitgaan.’

Frank: ‘Het niveau van de studie is trouwens wel veranderd. Mijn afstudeeronderzoek rommelde wel wat. Het onderzoek van Jeroen was erg goed opgezet. Het vak ontwikkelt zich. Over een paar jaar ga ik met pensioen. Het is leuk om al die ontwikkelingen dan via mijn zoon te kunnen blijven volgen.’

Hebben jullie ook wel eens discussies?

Frank: ‘Jeroen wilde misschien nog gezondheidswetenschappen gaan studeren. Het leek mij handiger als hij zou investeren in het zoeken naar een goede baan, waardoor hij daarna de gz-opleiding zou kunnen doen. Ik ben daarin dan heel praktische en doelgericht. Maar hij dacht er anders over, en wilde breder opgeleid zijn. Die invalshoek kan ik nu ook beter begrijpen.’

Jeroen: ‘We hebben het ook wel over of de gz-opleiding direct moet aansluiten op de master psychologie. Ik vind dat ergens een goed idee, al is het een complex vraagstuk. Wat doe je dan bijvoorbeeld met de basispsychologen? Ik merk dat veel mensen om mij heen de gz-opleiding willen doen, maar dat het niet lukt. Dat is frustrerend. Maar mijn vader kijkt daar anders naar. Hij vindt het goed dat er kritisch gekeken wordt naar de toelatingen en vraagt zich terecht af of je zo de juiste mensen wel op de juiste plekken krijgt.’

Is het soms ingewikkeld om beiden als psycholoog te werken?

Jeroen: ‘Als we het soms over mensen in mijn omgeving hebben, is het wel vaak zo’n gesprek met een psychologische bril, dus wat kritischer en wat meer gefocust op kwetsbaarheden, wat er niet goed zit. Dat heeft fijne kanten want het leidt ook tot mooie inzichten, maar ik heb niet altijd zin in die gesprekken. Daartegenover staat dat ik altijd kan praten over hoe ik me voel, ook als ik even niet goed in mijn vel zit.’

Frank: ‘Ik zie geen ingewikkeldheden. Ik dacht er zelfs even over hoe het zou zijn als Jeroen in de toekomst in mijn praktijk zou komen werken. Daar ben ik wel van teruggekomen. Want het verschil in ervaring, macht en rolwisseling zou denk ik niet goed zijn voor onze vader-zoonrelatie. Maar wie weet neemt hij het een keertje over?’