Lees verder
Vittorio Busato

‘Ieder mens doet aan psychologie’, aldus wijlen Bert Duijker, de Amsterdamse psycholoog die ooit verantwoordelijk was voor de indeling van het vakgebied in verschillende subdisciplines. Hoe doen niet-psychologen die dag in dag uit werken aan psychologie? In deze aflevering sensei Thom Harinck, grondlegger van het kickboksen in Nederland. ‘Uiteindelijk moet je van jezelf winnen.’

‘Kickboksen heeft in Nederland, in tegenstelling tot landen in het Verre Oosten, nog altijd een negatieve bijklank van ordinaire vechtsport. Natuurlijk trekken vechtsporten verhoudingsgewijs meer lastige types aan. Maar steeds meer studenten en academici kickboksen, onder allochtone meisjes is het zelfs sport nummer één.’
Wie met de bevlogen en nog altijd uiterst fitte Thom Harinck (1943) spreekt, of wie de zeer respectvolle passages over hem leest in Badr, de bestseller van journalist Jens Olde Kalter over de ontspoorde kickbokser Badr Hari, zal een eventueel vooroordeel direct opzij schuiven. Sensei (meester) Harinck geldt als grondlegger van het kickboksen in Nederland en creëerde in 1972 met het chakuriki een geheel eigen vechtstijl door boksen met karate te combineren.
Chakuriki staat voor ‘ontleende kracht’ en is in essentie een levenswijze. Keiharde fysieke en mentale trainingen, in combinatie met Zen-boeddhistische meditaties, moeten ertoe leiden dat beoefenaars zichzelf dusdanig overstijgen en hun grenzen zo verleggen dat ze daar een kracht aan ontlenen die hen verder brengt, fysiek én geestelijk. Deze zeer gedisciplineerde levensstijl kent vijf ‘gouden regels’: 1) maak je de chakuriki-levenswijze zo goed mogelijk eigen, 2) beloof trouw en respect aan leraren, 3) onthoud je van grofheden en gewelddaden, 4) streef naar een eerlijke en hechte onderlinge broederschap en 5) onderga de harde discipline en trainingsmethode correct en hoffelijk. Harinck: ‘Noem het geestelijke zelfverdediging.’
In wezen is de taak van kickboksleraren opvoeden, vertelt Harinck met onvervalst Jordanees accent, thuis op de bank in Amsterdam-Noord. ‘Wij krijgen zo veel moeilijke jeugd. Iedereen mag zich echter kickboksleraar noemen. Daarom is het zo belangrijk dat de overheid, net als bij boksen en judo, óók bij het kickboksen hamert op goed gekwalificeerde leraren. Een kickboksleraar moet iets weten van didactiek, van anatomie. Je kunt immers schadelijke klappen krijgen. Toen ik zelf nog vocht, zorgde ik er altijd voor dat ik zo min mogelijk klappen kreeg. Goed en snel voetenwerk, ontwijken, lichaamsbeheersing, dat is allemaal net zo goed onderdeel van het vechten.’
Zelf hamerde de als leraar inmiddels gestopte Harinck enorm op regels, discipline, respectvormen. Dat verpakte hij ook in zijn trainingsmethoden, voor de jeugd net zozeer als voor zijn professionele vechters. ‘Tot voor kort draaide ik in trainingen nog volop mee met de wedstrijdjongens. Hoe ouder je wordt, hoe mentaal sterker je bent namelijk. Als ik jonge jongens met een grote mond zo laat merken dat ze fysiek nog helemaal niks kunnen, dan dwing je respect, osu af. Het is iets dierlijks, volgens mij. Leren wat je plek in de hiërarchie is, even laten zien wie de baas is.’
Nog altijd komt Harinck mensen tegen – stratenmakers, brandweermannen, politieagenten, schilders, noem maar op – die hem nog altijd met sensei aanspreken en hem zeggen dat de tijd dat ze bij hem trainden hen sterk heeft gevormd. ‘Dat lees je niet in de krant als het over kickboksen gaat.’

Angsten
Harinck heeft menig vechter naar een (wereld)titel gebracht, hij staat bekend als mental coach bij uitstek. Geloof het of niet, maar ook zwaargewichten kunnen voor of tijdens een gevecht bijna verlamd raken van angst en negatieve gedachten. ‘Hoe ik die wegpraat? Een vechter die vooraf in zijn broek schijt, geef ik zelfvertrouwen. Die zeg ik hoe goed hij is, dat er met mij ernaast niks kan gebeuren, dat ik in hem geloof. Een vechter die een wedstrijd wil stoppen door de pijn, pak ik keihard bij zijn lurven. Die vertel ik dat ik hem in de kleedkamer nog veel meer pijn ga doen. Dat zal misschien niet volgens jouw boekjes zijn, maar onderschat de vertrouwensrelatie niet die je hebt opgebouwd door de keiharde trainingen vooraf. Ik help hem op zo’n moment weer die kracht te ontlenen waarvoor hij zo lang heeft getraind.’
Harincks vrouw Marjan Olffers, hoogleraar Sport en Recht aan de VU, die als studente ook zelf bij hem heeft getraind, mengt zich kort in het gesprek. ‘Ze vechten echt voor jou, bekennen ze mij. Dat jij trots op ze bent, dat jij zegt dat ze alles hebben gegeven, dát is ongeacht het resultaat het enige dat telt voor hun.’ En natúúrlijk kan hij mensen helpen die met allerlei angsten en onzekerheden in de maatschappij rondlopen, zegt Harinck. ‘Omdat het privézaken betreft, wijd ik daar niet verder over uit. Maar ik heb diverse mensen buiten het kickboksen weer behoorlijk op weg geholpen. Want of je nu als kickbokser in de ring staat voor een wedstrijd, of als het om het leven in het algemeen gaat waarin je toch ook zult moeten vechten, uiteindelijk gaat het erom dat je van jezelf wint. Je grootste tegenstander ben je namelijk zelf.’