Wie voor zichzelf begint, huurt een ruimte, neemt telefoon en laat een website maken. Zo’n website hoort er tegenwoordig wel een beetje bij. Hoe denken psychologen daarover? Wat zetten ze op hun site? Hoe laten ze het vormgeven? En wat kost het? Daarover gaat deel drie van Eigen praktijk.
Er was een tijd waarin bedrijven besloten: we nemen een telefoonaansluiting, want geen telefoon, dat kan echt niet meer. We leven in een vergelijkbare tijd, alleen speelt het nu op het gebied van internet. Een beetje onderneming moet een eigen website hebben, hoewel dat in de ene branche belangrijker is dan in de andere. Geen restaurant zit meer zonder, voor huisartsen is het nog geen vanzelfsprekendheid.
Hoe zit het met psychologen? Wanneer ontwikkelden zelfstandig gevestigden een eigen site? Waarom? Hoe vonden ze een webbouwer? Wat kost het?
Scala aan motieven
De meeste bestaande praktijken maakten tussen de vier en – als ze er snel bij waren – zes jaar geleden een website. De voornaamste reden: ‘Het hoort erbij.’ Steeds vaker zoeken cliënten op internet naar een psycholoog. Een veelgehoorde reden is ook: het is prettig voor cliënten, want naar een psycholoog gaan, blijft een beetje eng. Via een site kunnen cliënten zien waar – en vaak bij wie – ze terechtkomen.
Het hoort erbij, zegt bijvoorbeeld Ineke Lauwen, die in 2009 met haar praktijk begon (zie het kader met geciteerde praktijken voor informatie over de geïnterviewde psychologen). Ze wilde vindbaar zijn en via haar site een indruk geven van zichzelf en haar praktijk.
Toen Liduine Knubben haar praktijk wilde opstarten, is ze door haar coach gepusht een site te maken, want, zo zei haar coach, ‘dat staat professioneel’.
Joke Lijnse werkt al bijna dertig jaar in haar Praktijk voor traumabehandeling en eerstelijnspsychologie. Sinds zes jaar heeft ze een eigen site. ‘In die tijd waren er nog niet zo veel praktijken met een eigen website. Wij wilden professioneel voor de dag komen en onze tijd vooruit zijn.’
Louise Boelens ontwikkelde haar eerste site toen ze zich als coach wilde vestigen, het was voor haar een manier om helderder te krijgen wat ze precies wilde met haar bedrijf. ‘Doordat je opschrijft met welke vragen mensen bij je kunnen komen, wat je te bieden hebt en hoe je wilt overkomen, krijgt je bedrijf vorm.’
Al deze psychologen maakten een algemene site waarin ze zich min of meer voorstelden. Paul Bär van Praktijk voor leer- en gedragsadviezen wilde een site met meer inhoudelijke informatie. Hij legt uit: ‘De praktijk is gespecialiseerd in kinderen en jongeren tot achttien jaar en als je een specialisme hebt, kun je op je site uitleggen wat dat inhoudt. Je kunt via een site mensen er bovendien van overtuigen dat je er goed in bent.’ Tot slot is de site in dit geval niet alleen bedoeld voor degene die behandeld gaat worden – het kind – maar ook voor de ouders die hun kind aan de praktijk toevertrouwen. En hij is ook bedoeld voor andere betrokkenen rondom het kind, zoals leraren en verwijzers.
Pragmatisch
Een aantal psychologen had ook pragmatische motieven om een site te ontwikkelen. Als alle informatie op je site staat, hoef je geen brochures meer op te sturen, stelt Liesbeth Niessen van Competence coaching bijvoorbeeld. ‘Ik wist ook nooit welke folders ik precies moest sturen, ik bied verschillende diensten aan. Nu kunnen mensen zelf op zoek, dat is beter en het scheelt mij tijd.’
Gert Tharner van Pedagogen, Psychologenpraktijk Purmerend (ppp) kan door zijn site het aantal telefoontjes verminderen. ‘Mensen kunnen mailen en die mail beantwoord ik als het me uitkomt.’ Sinds de site online is, staat ook het antwoordapparaat van de telefoon altijd aan.
Daarnaast gebruikt hij de site als communicatiemiddel, bijvoorbeeld om te laten weten dat er een opnamestop is.
Anouk Taytelbaum uit Amsterdam, tot slot, had het probleem dat ze als beginnende psycholoog niet genoeg cliënten kreeg. Ze stuitte op een sitebouwer die een toestroom van cliënten beloofde. En inderdaad, sinds haar nieuwe site online is, kan ze de cliënten die ze ermee aantrekt niet allemaal zelf meer behandelen. Ze heeft een aantal psychologen aangetrokken naar wie ze kan doorverwijzen.
Via via
Als er eenmaal besloten is dat er een site moet komen, waar begin je dan? De meeste psychologen gingen allereerst sites van collega’s bekijken. Welke rubrieken zetten anderen erop? Met welke informatie? Daarbij letten ze er vooral op: wat wil ik wel en wat wil ik per se niet.
Vervolgens kocht een enkeling een boek. Tharner schafte bijvoorbeeld Websites maken voor Dummies aan, maar legde dit snel weer weg. Te ingewikkeld. Niemand begon zelf aan de techniek, iedereen ging op zoek naar een webbouwer of -ontwerper of een leverancier. Vaak ging het om een bekende of vond men via via hulp.
Louise Boelens maakte bijvoorbeeld een afspraak met een vriend die handig was met computers: hij zou haar site maken, in ruil daarvoor zou zij hem coachen. ‘Hij stelde allerlei vragen, bijvoorbeeld: wat voor uitstraling moet je site hebben? Of: zeg eens in één zin waarom jij er bent. Dat werkte heel goed. En het was luxe omdat ik er met een beginnende praktijk niet veel geld voor hoefde uit te geven.’
Ook Ineke Lauwen werd geholpen door een vriend. De site kreeg ze voor haar verjaardag, anders was de rekening neergekomen op zo’n vijfhonderd euro. Dit omdat ze zelf veel voorwerk had gedaan en alles al had uitgedacht.
Bär komt uit de reclamewereld en werkte met een bevriend reclameman aan de vormgeving van de site. Die vormgever liet het vervolgens technisch realiseren door bouwers waar hij vaker aan uitbesteedt. Kosten: zevenduizend euro, inclusief animaties en rechten van de gebruikte stockfoto’s.
Ook Liesbeth Niessen bleek via via iemand te kennen. ‘Een vriend van een neef van mij was websitebouwer. Zijn portfolio beviel me en hij was betaalbaar.’ Een huisstijl had ze al. De site kostte haar zes jaar geleden zo’n zeshonderd euro, inclusief de huur van de software.
Lijnse ging op internet zoeken. Van sites die haar aanspraken, legde ze contact met de makers. Ze kwam uit op een zelfstandig gevestigde webdesigner. ‘Ze had een klein bedrijfje, ik herkende me daarin. Ze kwam langs en het klikte.’ Ze betaalde indertijd ruim tweeduizend euro voor haar site.
Liduine Knubben wilde behalve een site ook briefpapier, visitekaartjes en later afspraakkaartjes. Met die vraag ging ze ontwerpbureaus langs, maar die vielen allemaal vanwege de prijs af. ‘Het begon vaak bij vijfduizend euro.’ Daarna vond ze via via een bureau dat startende ondernemingen voor een schappelijke prijs op weg kon helpen.
Confectie
Tharner wilde het aanvankelijk zelf doen, maar dat bleek te ingewikkeld. Toen kwam hij op internet Praktijkinfo tegen, een product van uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum (bsl). Op de site BSL Praktijkinfo kunnen (para) medische bedrijven in een paar stappen hun eigen site ontwikkelen. ‘Je kiest eerst een eigen sjabloon, vervolgens kies je uit de beschikbare rubrieken de onderdelen die je op je site wilt hebben. Daarna vul je de site met je tekst. Je kunt de site op proef maken en als dat bevalt, neem je een abonnement en sta je gelijk online’, legt hij uit. Hij betaalt ongeveer vierhonderd euro per jaar.
Anouk Taytelbaum, tot slot, ging in zee met In2-focus, een internetmarketeer die zich speciaal richt op psychologen. Het bedrijf bouwt websites en belooft dat daarmee ‘een constante stroom cliënten’ wordt aangetrokken. Het bedrijf werkt met een standaardopmaak, maar daar kan vanaf worden geweken. Ook de kleuren en het aantal rubrieken kunnen worden gekozen. De naam op de site ligt vast: Psycholoog Plaatsnaam. Als er een tweede psycholoog in dezelfde plaats zich aanmeldt, wijzigt de url iets (bijvoorbeeld Plaatsnaam psycholoog, of in plaats van ‘.nl’, ‘.com’). De psycholoog kan kiezen uit een aantal rubrieken, In2-focus doet vervolgens de rest. De psycholoog wordt in contact gebracht met de copywriter van In2-focus die de webteksten schrijft.
Het bouwen van de site is gratis, net als tekstuele of andere aanpassingen. Het bedrijf adverteert via Google Adwords voor de site en zorgt er verder voor dat deze hoog in de zoeklijsten komt te staan en dus veel gevonden wordt door nieuwe cliënten. De psycholoog betaalt zestig euro per cliënt die zich via de site aanmeldt en in behandeling gaat.
Alle psychologen die hun site bij In2-focus hebben laten maken, staan bijeen op de site Psychologen Nederland.
Symboliek
Voor Tharner en Taytelbaum lag de stijl van de site min of meer vast, binnen marges hebben klanten keuzevrijheid. Beiden zijn zeer tevreden over hun site. Tharner: ‘Ik kon kiezen uit veertien sjablonen en uit verschillende lettertypes. Verder zit je wel vast, maar ik heb daar geen last van.’
Taytelbaum is nog enthousiaster. ‘Het is een duidelijke website, straalt een soort zakelijkheid uit, hij heeft geen geitenwollensokkenuitstraling. Ik ben zeer tevreden.’ Andere psychologen hadden meer vrijheid en probeerden in veel gevallen hun persoonlijkheid in de site te leggen.
Ineke Lauwen wilde een site die niet te ingewikkeld was, waarop informatie gemakkelijk vindbaar is. ‘Ik heb mijn eigen voorkeuren gevolgd, zonder erover na te denken wat anderen zal aanspreken. Bewegende beelden vind ik te druk, ik gebruik geen foto’s van mensen.’ Er staat alleen een foto van haarzelf op en verder een paar natuurfoto’s. ‘Maar niet te veel, anders wordt het zweverig.’ Verder een foto van het gebouw en de praktijk binnen. ‘Dan weet de cliënt waar hij terechtkomt.’
De site van Liduine Knubben staat vol vogelfoto’s. ‘Ik weet niet eens precies waarom. De foto’s van mensen vond ik niet geschikt. Ik vond vogels de juiste uitstraling hebben: neutraal en rustig. Maar het is geen symbool voor waar ik mee bezig ben.’
Heel zacht door de pagina heen staat een figuurtje dat de trap oploopt. Dat beeld staat in haar voortuin en beschouwt ze wel als mooi symbool. Tot slot staat er een foto van haarzelf op. ‘Dat is huisvlijt, maar van professioneel fotograferende cliënten krijg ik het commentaar dat die te donker is. Er moet nog eens iets beters komen.’
Liesbeth Niessen zorgde voor een overzichtelijke site met foto’s van dingen die voor haar belangrijk zijn. ‘Er staat een foto op van stoelen die in mijn spreekkamer staan. Op een andere foto zijn kleifiguren te zien die in mijn praktijk staan en die ik zelf heb gemaakt. En er is een foto van een grote boom. Ik vond dat een mooi beeld van de vertakkingen van een loopbaan, maar de boom staat in mijn tuin. Dat persoonlijke verhaal hoeven mensen verder niet te weten, maar de site voelt voor mij daarom heel vertrouwd.’ Alle foto’s hebben een groen raster, wat professioneler staat, aldus Niessen.
Op de site van Lijnse zijn alleen foto’s van stoelen te zien. De kleurige stoelen in de spreekkamer, een bureaustoel op het kantoor en de stoelen in de wachtkamer. Waarom geen foto van haar en haar collega? Lijnse lacht. ‘Daar waren we toen nog niet aan toe. Ik vond het gek om met je hoofd op internet te staan. Op andere sites schrokken de foto’s me vaak af.’ Inmiddels is ze wat aan het idee gewend en foto’s van haarzelf en haar collega wil ze nog een keer toevoegen.
Louise Boelens is aan haar tweede site toe. Op de eerste site stond een vogellogo en haar naam was Bureau Boelens. Inmiddels afficheert ze zich als Louise Boelens. ‘Mijn naam is bekender geworden, onder andere door mijn column bij Trouw en mijn werk voor de Volkskrant. Bovendien is het ‘van deze tijd’ om je naam te gebruiken.’ Ze liet een logo ontwerpen van twee gestileerde gezichtjes die met elkaar in gesprek zijn.
Paul Bär liet de stijl van de site aansluiten bij de huisstijl. ‘We houden ons vooral bezig met leer- en gedragsproblemen die zich vaak op school uiten. Daarom hebben we een schoolbord in onze huisstijl met tekst in kinderschrift. Dat hebben we ook op onze site gedaan. De vormgeving hebben we op de site verder doorgevoerd: er staan plaatjes van krijtjes onder de knoppen, en de huisstijl komt terug in de banner, een bewegende strook waarop staat dat we verhuisd zijn.’ Die banner stelt een schoolbord voor waar tekst wordt opgeschreven en met een spons weer wordt uitgeveegd.
Inhoud
Alle sites bevatten de basisonderdelen over wie er werken, vaak met foto’s; wat de praktijk aanbiedt – welke cliënten worden behandeld; welke problemen worden aangepakt of welke cursussen worden gegeven. Eventueel wordt vermeld welke registraties er zijn behaald. En tot slot een pagina over vergoedingen en een met contactinformatie. In bijna alle gevallen schreven de psychologen zelf de tekst.
De site van Liesbeth Niessen bevat ook testimonials van cliënten. Op de site van Taytelbaum zijn eveneens testimonials toegevoegd, iets dat In2-focus standaard aanbiedt.
De site van Bär bestaat uit twee delen: een voor ouders en een voor jongeren. In het oudergedeelte wordt dieper ingegaan op onderwerpen als werkwijze, financiën, registraties en de aanmeldprocedures. Op het gedeelte voor kinderen staan foto’s van de hulpverleners waarmee ze te maken kunnen krijgen, en via tekst en animaties is te zien met welke problemen ze geholpen kunnen worden.
Louise Boelens stelt zichzelf op haar site voor, vertelt wat ze doet, toont publicaties. En ze heeft een filmpje van zichzelf op haar site. Trouw maakte het, ter promotie van de column die ze in die krant verzorgt. Daarnaast heeft ze een weblog en agenda op haar site. ‘Ik wilde dat mensen terugkwamen en dat ze persoonlijk contact konden maken.’ Maar zulke onderdelen moet je wel bijhouden. ‘En dat doe ik niet, daarom moet het er eigenlijk vanaf.’
Tharner heeft ook achtergrondinformatie die bsl erop zet. Geen nieuws, maar handboekachtige informatie over psychologische onderwerpen. Maar niet alles heeft betrekking op wat hij in zijn praktijk doet.
Prijskaartje
De kosten variëren. Van een paar honderd euro voor een eenvoudige site waar zelf het meeste werk aan is gedaan, tot een paar duizend euro. Tharner is jaarlijks vierhonderd euro aan abonnementskosten kwijt en Taytelbaum is met stip het duurst uit met zestig euro per nieuwe cliënt die via de site is aangemeld en dat kan aardig oplopen. Maar zelf vindt ze dat meevallen, want ze kijkt er met een ondernemersoog naar. ‘Ik zie cliënten acht tot twaalf sessies, ik reken tachtig euro per uur, dus verdien ik gemiddeld achthonderd euro. Daar kan die zestig euro wel vanaf, zeker omdat ik anders die cliënt niet had gehad. Nu zit ik altijd vol.’ Er werken psychologen voor haar, omdat ze de toestroom zelf niet allemaal aankan.
De hooiberg
Je kunt een prachtige site hebben, een site die bij je past, maar die moet ook gevonden worden. Weinig psychologen die we spraken hebben er verstand van.
Sommige psychologen vinden de vindbaarheid van hun site niet belangrijk. Ineke Lauwen heeft er nog niet veel aandacht aan besteed. ‘Mijn praktijk is klein, ik zit snel vol. Ik hoop vooral mensen via via te krijgen.’ Hooguit zou ze op de zoektermen ‘emdr’ en ‘act’ wel gevonden willen worden.
Ook Tharner houdt zich er niet mee bezig, want ook zijn praktijk zit vol.
Voor Louise Boelens is het geen issue, zij wordt vooral gevonden op haar naam.
Daarentegen is het voor Taytelbaum juist de kern van het succes van haar site. Zelf wil ze zich daar niet in hoeven verdiepen.
Anderen zeggen dat ze er nog eens in moeten duiken. ‘Ik krijg van cliënten te horen dat ik slecht te vinden ben, daar moet ik nog eens iets aan doen’, zegt Liduine Knubben.
Lijnse weet niets van het onderwerp en staat tot haar verbazing bovenaan als je bij Google op psychologenpraktijk zoekt. En dat terwijl haar praktijk in Eersel zit. Hoe dat kan? Lijnse heeft geen idee.
Bär vindt het een lastig verhaal. ‘Je kunt plekken kopen via AdWords, dan heb je bij Google een plek als iemand bijvoorbeeld op psychologie zoekt, maar daar moet je telkens voor betalen. Wij hebben daar nooit gebruik van gemaakt.’ Verder heeft hij zich laten adviseren door de technische mensen, die hebben erop gelet en hij noemt de belangrijkste elementen: backlinks en de belangrijkste delen van je website goed benoemen.
Klein ongerief
Iedereen is blij met zijn eigen site en heeft het gevoel dat hij uitstraalt wat hij moet uitstralen. Toch zijn er kleine ongemakken. Tharner krijgt zijn mail doorgestuurd van het systeem van zijn website. Als hij terugmailt, moet hij dat niet via een reply doen, want dan verdwijnt de mail in de mailbox van het serversysteem. Een zwart gat, zou je kunnen zeggen. ‘Ik moet de inhoud kopiëren in een nieuwe mail. Dat is lastig, ik doe het een paar keer per jaar fout.’
En op de site van Niessen was in een eerdere versie te zien wanneer de site voor het laatst geüpdatet was, terwijl ze de site inhoudelijk niet zo vaak hoefde aan te passen. ‘Dus om de zoveel tijd haalde ik de site op en bewaarde hem opnieuw, zodat de datum werd aangepast. Ik heb die datum nu laten weghalen en dat is veel beter.’