‘Ieder mens doet aan psychologie,’ aldus wijlen Bert Duijker, de Amsterdamse psycholoog die ooit verantwoordelijk was voor de indeling van de verschillende subdisciplines binnen het vakgebied. Hoe doen niet-psychologen die dag in dag uit met mensen werken aan psychologie? In deze aflevering marktkoopman Jerry Gernaat.
Zijn oma stond al op de markt en ook zijn ouders stonden er. En dus loopt Jerry Gernaat er al zijn hele leven rond. Hij staat op de Albert Cuyp en handelde aanvankelijk in lingerie en beenmode, later stapte hij over op fietsen en fietsaccessoires. En tussendoor verkocht hij ook losse handeltjes, van die tell sell-spullen. Daarmee kon je eens klappers maken. Zo werden de scoubidoutouwtjes een hit. ‘Je kocht ze in voor een gulden, verkocht ze voor vijf, in de goeie tijd nam je ’s avonds een aardig pakket geld mee naar huis.’
Een leven op de markt, altijd tussen de mensen, dan moet je toch mensenkennis hebben? ‘Ik zie snel of iemand staat te liegen,’ zegt Gernaat. En door bepaalde vragen te stellen, merkt hij of het klopt. Als klanten wegkijken of eromheen draaien. Dat pareert hij met humor. ‘O ja? Dat wiel ging vanzelf krom staan? Ik wist niet dat dat kon.’
In de tijd dat hij nog lingerie verkocht, kwamen klanten wel eens iets terugbrengen, panty’s die kapot uit de verpakking waren gekomen. Ook kreeg hij soms gedragen lingerie terug. Dan hadden ze dat op een feestje gedragen en probeerden ze die lingerie daarna weer terug te ruilen voor geld.
Hij blijft vriendelijk, vrolijk zelfs, maar laat zich niet de kaas van het brood eten. ‘Service staat bij ons hoog aangeschreven, maar als je me voor de gek houdt, maak ik daar korte metten mee.’
Dat doet hij in zangerig Amsterdams. ‘En als jij nou eens lekker een eindje verderop ging kijken?’
Sommige klanten kunnen behoorlijk tekeergaan, als ze worden betrapt bij het stelen bijvoorbeeld. Gernaat is niet bang, hij geeft een grote mond terug, maar zal nooit agressief worden. Gewoon afstand houden is het beste.
Af en toe wordt hij bedonderd, zoals door een leverancier die altijd van die partijtjes leverde. Gernaat en “wat andere jongens op de populaire markten” gingen dat verkopen. Als het liep, was het fijn, maar liep het niet, dan kon er ineens veel geld van de prijs af. ‘Daar hadden we wel eens discussies over.’
Toch was er een vertrouwensband. Tot hij er tien jaar later achterkwam dat deze man daarbij veel geld heeft verdiend. ‘Dat dachten we al, maar dat konden we niet geloven. Het is mijn grootste teleurstelling.’