‘Op het vwo was ik niet zo met school bezig, ik kom uit een milieu waar studeren niet erg voor de hand ligt. Toch maakte ik het af en ging hbo verpleegkunde doen. Daar hoefde ik niet hard te werken. Tijdens mijn laatste stage op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis werd ik ineens gegrepen door de patiënten die ik daar zag.
Ik herinner me een vrouw die uit een vervuilde woning kwam, ze werd op een brancard binnengereden en direct naar de separeer gebracht. Ze droeg gele schoonmaakhandschoenen en was amper aanspreekbaar en het enige wat ze durfde te eten waren Alpro soyatoetjes. Ze dacht dat Frans Bauer die toetjes uit haar kamer stal. Na verloop van tijd knapte ze op. Ze kreeg medicatie en kwam terecht in een beschermde woonvorm. En toen kon ik goed met haar over de beginperiode praten. Dat de situatie zoveel kan verbeteren, zette me aan het denken. Ik besloot dat ik in de ggz wilde werken en ben psychologie gaan studeren.
Vanuit het hbo stroomde ik in het tweede jaar in. Ik moest hard werken, want ik had nogal wat gemist. In de vakantie voordat ik met de studie begon, had ik de hoofdstukken statistiek van het eerste jaar al doorgenomen. Die eerste twee jaar was ik hard en veel aan het studeren. Een beetje verkrampt eigenlijk, maar ik haalde wel alles in één keer. Pas vanaf het derde jaar nam ik het wat laconieker op en kreeg ik er meer plezier in.
Het zal lastig zijn om straks een baan te vinden als basispsycholoog, ik ben overal blij mee. Maar als ik mag kiezen, zou ik het liefst met jongvolwassenen gaan werken. Omdat ik me realiseer dat ik daar ook had kunnen staan, als ik een minder sterke achtergrond had gehad en een andere genetische opmaak.
Van mijn studie heb ik vooral geleerd dat er niet één waarheid is, maar dat er meerdere visies naast elkaar kunnen bestaan. In het begin moest ik daaraan wennen. Dat inzicht heeft me veranderd, ik heb leren nuanceren. Mijn wereldperspectief is er minder rechtlijnig door geworden.’