Lees verder
Ooit kwamen ze in wetenschappelijke artikelen niet verder dan de voetnoot, maar dit voorjaar stonden vaders op liefst twee congressen in het middelpunt van de belangstelling. Hun rol blijkt net zo belangrijk als die van moeders. Hoe zorgen we ervoor dat ze vanaf het begin ook net zo betrokken zijn? ‘De kabinetsplannen voor uitbreiding van het partnerverlof bevatten ruimte voor verbetering.’
Annemarie Huiberts

Waarom zou hij dat doen? Wat vind je daarvan? Wat zou je zelf doen?’ Tijdens het voorlezen stelt emeritus hoogleraar Pedagogiek Louis Tavecchio regelmatig vragen. Hij is een trotse opa van zeven kleinkinderen – ze zijn bezig in Meester Kees.

Vandaag is Tavecchio openingsspreker op het Utrechtse congres Vaders in de 21e eeuw, een initiatief van vakblad Vroeg en het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Aan het begin van zijn loopbaan kregen vaders in leerboeken over opvoeding en ontwikkeling niet meer dan een voetnoot toebedeeld, inmiddels wordt de grote én unieke invloed van vaders algemeen erkend. Als vaders voorlezen doen ze dat bijvoorbeeld op een andere manier dan moeders. ‘Vaders stellen vaker open vragen, moeders gesloten vragen. Vaders laten een moeilijk woord in de tekst staan, moeders vervangen het door een makkelijker woord,’ vertelt Tavecchio. Ook de dagelijkse gesprekjes met een vader verlopen volgens Tavecchio complexer: ‘Misschien is dat de reden dat vaders, hoewel zij minder met kinderen praten, een zeker zo grote invloed hebben op de taalontwikkeling van kinderen als moeders.’

De verschillen tussen vaders en moeders beperken zich niet tot hun taalgebruik. Moeders gaan graag op een voorzichtige, gecontroleerde manier met hun kinderen om. Maar kinderen hebben niet alleen behoefte aan veiligheid. Hun behoefte om gestimuleerd te worden is volgens Tavecchio even groot. Daarin voorzien vaders. ‘Papa’s doen onverwachte, gekke dingen,’ zegt Tavecchio. ‘Ze vinden het leuk om hun kind hoog de lucht in te gooien en weer op te vangen. Moeders kijken dan liever even weg.’

Secundaire opvoeders

Waar komen de verschillen in opvoedgedrag tussen vaders en moeders vandaan? ‘Eerlijk gezegd weten we dat nog niet precies’, zegt Renske Keizer, hoogleraar Familiesociologie aan de Erasmus Universiteit. Op de Focusdag die de gemeente Rotterdam jaarlijks voor hulpverleners organiseert, houdt Keizer een lezing over vaders. Volgens Keizer kunnen de verschillen in opvoedgedrag niet alleen een weerspiegeling zijn van man-vrouwverschillen, maar ook een gevolg van het feit dat vaders meestal de secundaire opvoeder zijn. ‘Gebruiken vaders die moeilijke woorden bewust om hun kind voor te bereiden op de maatschappij? Of is het onbewust? Schatten ze de woordenschat van hun kinderen bijvoorbeeld te hoog in omdat ze gemiddeld genomen minder tijd doorbrengen met hun kinderen dan moeders?’

Regelmatig een flink robbertje stoeien met de secundaire opvoeder blijkt in ieder geval veel voordelen te hebben. ‘Kinderen die een goede band hebben met hun vader, vertonen minder gedragsproblemen, zijn populairder en hebben een hogere zelfwaardering,’ vat Keizer de snel groeiende onderzoeksliteratuur op dit gebied samen. ‘Ook doen deze kinderen het beter op school.’

Verschillende rollen

Het goede nieuws is dat we in Nederland, en in veel andere westerse landen, het opvoedpotentieel van vaders steeds meer zijn gaan benutten: tussen 1965 en 2010 gingen vaders fors meer tijd doorbrengen met hun kinderen. Het slechte nieuws is dat die trend zich vooral voordoet onder hoogopgeleide vaders. Daarvoor ziet Keizer verschillende oorzaken. Zo hebben hoogopgeleide vaders gemiddeld genomen meer inkomen, waardoor zij makkelijker onbetaald verlof op kunnen nemen. Daarnaast hebben zij een kleinere kans om werkloos te geraken. De kostwinnerrol is volgens Keizer voor veel mannen een zeer belangrijk onderdeel van het vaderschap: ‘De economische crisis zorgde in Zuid-Europese landen voor een hoge werkeloosheid onder mannen. Toen mannen niet meer konden voldoen aan hun rol als kostwinner, onttrokken ze zich ook aan andere vaderrollen.’

Ook Tavecchio kent de beperkingen van een traditionele invulling van het vaderschap. Recent Nederlands en Vlaams onderzoek liet zien dat moderne rolopvattingen –het normaal vinden dat jij als vader ook luiers verschoont en ‘s nachts je huilende baby gaat troosten– de band tussen vader en kind versterken. En dat traditionele rolopvattingen dat niet doen.

Tot slot krijgen praktisch geschoolde mannen vaker te maken met het fenomeen ‘maternal gate-keeping’: moeders verbieden hun (ex)-partner de toegang tot wat zij beschouwen als hun terrein. Dat begint soms al voor de geboorte. Hedwig van Bakel, hoogleraar Infant Mental Health aan de Universiteit van Tilburg, deed onderzoek naar de emotionele band die ouders met hun kindje ervaren tijdens de zwangerschap en na de geboorte. ‘Een zwakke band tussen vader en kind was bijna altijd te wijten aan het gedrag van de moeder,’ vertelt Van Bakel. Als een vader geen steun krijgt van zijn partner, lukt het hem niet om een emotionele band met zijn kind op te bouwen.

Uitbreiding partnerverlof

Enerzijds zijn laagopgeleide vaders gemiddeld dus minder betrokken bij de opvoeding dan hoogopgeleide vaders. Anderzijds is bekend dat juist vaders de schoolprestaties van hun kinderen positief beïnvloeden. Keizer telt één en één bij elkaar op: ‘Niet alleen moeders, maar zeker ook vaders bestendigen via de opvoeding de ontwikkelingskloof die er bestaat tussen kinderen uit lage en hoge sociale klassen. Als we niks doen, wordt die kloof alleen maar groter.’

Volgend jaar wil het kabinet een begin maken met de uitbreiding van het partnerverlof. In 2019 krijgen vaders vijf in plaats van twee dagen betaald verlof en in 2020 komt daar de mogelijkheid bij om tegen 70% van het salaris vijf weken aanvullend verlof op te nemen. Zowel Tavecchio als Keizer ziet deze plannen als een mooi signaal aan vaders dat hun betrokkenheid, vanaf het begin, net zo gewenst is als die van moeders. Tegelijkertijd achten beide hoogleraren de kans groot dat juist gezinnen met een laag tot modaal inkomen het minst van de regeling gebruik zullen maken.

‘De kabinetsplannen voor uitbreiding van het partnerverlof bevatten ruimte voor verbetering,’ stelt Tavecchio. ‘We hebben als Nederland met onze verlofregeling zo lang onderaan gebungeld, waarom niet vijf weken tegen 100% van het loon? Of, als dat economisch niet haalbaar is, beginnen met 70% en dan geleidelijk uitbreiden naar 100%?’ Keizer vult aan: ‘30% salaris is niet niks als je al weinig hebt. In IJsland kregen vaders aanvankelijk 80% doorbetaald tijdens hun verlof. Toen dat percentage werd verlaagd namen vaders prompt minder dagen verlof op.’

Een vrouwenbolwerk

Niet alleen de overheid moet vaders in hun rol als opvoeder serieus nemen. Ook professionals uit de zorg, de kinderopvang en het onderwijs kunnen een steentje bijdragen. ‘Zorg dat je website en folders ook aantrekkelijk zijn voor vaders,’ tipt Keizer. ‘Maak afspraken mogelijk in de avonduren en in het weekeind zodat vaders vaker meekunnen.’ De hulpverleners op de Focusdag in congresgebouw de Doelen lijken hiertoe bereid. Bij de quiz aan het begin van de lezing – geen goede of foute antwoorden – liet 84% van de aanwezigen via hun mobieltje weten dat zij tijdens het werk meer met moeders dan met vaders in aanraking kwamen. En 90% van de hulpverleners vond dat er in de jeugdzorg meer aandacht moest komen voor vaders. Toch is er nog wel een belangrijke hobbel die genomen moet worden. Op beide congressen zitten er nauwelijks mannen in de zaal. De wereld van het kind is een vrouwenbolwerk.

Marilene de Zeeuw, klinisch psycholoog bij Jeugd ggz Dimence, onderschrijft het probleem dat er te weinig mannen in de hulpverlening werken. ‘Vrouwelijke hulpverleners vinden vaders vaak lastig. Ze zijn niet thuis bij het huisbezoek, ze komen niet mee naar de afspraak, ze gedragen zich agressief,’ vertelt ze op het congres in Utrecht. ‘Omgekeerd vinden veel vaders het juist prettig om een man tegenover zich te hebben.’

Dit probleem laat zich niet zomaar oplossen, maar aan haar mannelijke collega’s ontfutselde De Zeeuw wel wat tips. In de omgang met vaders moeten vrouwelijke hulpverleners duidelijk de leiding nemen en niet bang zijn voor een confrontatie. ‘Maak een vader duidelijk welk voorbeeld hij geeft door te schreeuwen of te slaan,’ zegt De Zeeuw. ‘Ook bij kwetsend taalgebruik moet je ingrijpen. Leg vaders het effect uit dat hun woorden hebben op het zelfbeeld van hun dochter.’

Eveneens belangrijk in het contact met vaders: oplossingsgericht werken en wollig taalgebruik vermijden. De laatste tips van De Zeeuw zijn relevant voor álle professionals in de dagelijkse opvoedpraktijk: ‘Zet vaders in hun kracht. Nodig ze expliciet uit bij afspraken en spreek ze aan op hun rol. Erken de unieke pedagogische capaciteiten die vaders hebben.’