Lees verder
Geertje Kindermans

Als psycholoog begeleid je vaak mensen als het gaat om rouw, verlies of diepe pijn. Je weet hoe bepaalde psychologische processen werken. Maar op het moment dat het me zelf overkwam, was ik niet in staat om mezelf te helpen.’

Dit zegt psycholoog Marianne Joostink. Ze verloor een paar jaar geleden haar jongere zus aan borstkanker. Achteraf weet Joostink dat ze er erg snel toe overging om dingen te regelen en mensen om haar heen op te vangen. ‘De kindjes van mijn zus, mijn zwager, mijn kinderen en natuurlijk mijn moeder… ik realiseerde me hoe erg het was om een kind te verliezen. Ondertussen ging mijn werk gewoon door. Ongelofelijk, maar mijn cliënten hebben niets gemerkt. Ik sloeg niemand over, behalve mezelf. Ik heb niet willen voelen wat het voor mij betekent.’
Toen ze zelf uiteindelijk lichamelijke klachten zoals hyperventilatie kreeg, begreep ze dat het niet helemaal klopte wat er gebeurde. ‘Ik voelde ook dat ik boos was, boos op de hele wereld, dat iedereen gewoon doorging met leven. Als ik in de supermarkt een stel hoorde ruziën over welke groenten ze zouden eten die avond, werd ik woedend. Bijna had ik me ermee bemoeid: “Waar gáát dit over? Weten jullie wel dat het leven in een zucht voorbij kan zijn?”’
Ze schrok van zichzelf, vooral van de heftigheid van haar gevoelens. Bij de intervisiebijeenkomsten ging het er ook vaker over. Die bijeenkomsten gaven haar veel inzicht. Toch duurde het alles bij elkaar nog een jaar voor ze echt inzag dat ze haar eigen rouw opzij schoof en dat ze de echte pijn niet durfde te voelen. ‘En dat terwijl ik daar in het contact met mijn cliënten heel alert op ben.’
Het onder ogen komen, luchtte op. ‘Ineens snapte ik mijn boosheid, er kwam rust over me. En de hyperventilatie ging over.’
De ervaring heeft haarzelf verrijkt en helpt haar zeker ook bij hulp aan anderen. Maar of ze er iets aan heeft de volgende keer dat ze een verlies te verwerken zal krijgen? ‘Dat weet ik niet. Ik ben er wel alert op dat je zelf in de valkuil kunt trappen. Maar ja… hoe het een volgende keer met mezelf zal gaan, dat weet ik niet.’