Emoties daar ben je niet aan overgeleverd, die kun je best sturen. En of je je intuïtie moet volgen? Welnee. Denk er eerst maar eens goed over na. Dat zegt emotiespecialist Agneta Fischer. Zij is dit jaar onze columnist.
Wat is het meest opmerkelijke dat je over emoties hebt geleerd?
‘Emoties zijn veel redelijker dan we vaak denken, we zijn vaak in staat ze in een goede richting te duwen. Dat geldt misschien niet voor basale positieve of negatieve gevoelens waarvan we niet weten waar ze vandaan komen, maar wel voor emoties die iets te maken hebben met wat anderen doen of met wat je zelf hebt gedaan. Als we weten waarover ze gaan, dan zijn ze doorgaans beïnvloedbaar; dan kun je erover nadenken en ze enigszins bijsturen. Daarom geloof ik niet in de tegenstelling tussen emotie en cognitie.’
Heb je een voorbeeld?
‘Neem een man die uit jaloezie zijn vrouw in elkaar slaat. Hij verdedigt zich met: je mag geen vrouwen slaan, maar ik was jaloers, ik wist niet wat ik deed. Dan wordt de emotie een excuus, want diep in zijn hart vindt hij het misschien wel terecht wat hij heeft gedaan.
Of neem verliefdheid, mensen die een partner hebben en opeens verliefd worden op een ander. Ze verdedigen dat vaak met: ik kon er niets aan doen, het was niet tegen te houden. Onzin. Voor zo’n verliefdheid sta je op een bepaald moment open, bijvoorbeeld omdat je geen aandacht meer van je partner krijgt. Als je niet verliefd wilt worden, dan kun je het uit de weg gaan, het onderdrukken, wachten tot het voorbij is. Maar dat willen mensen niet, de motivatie ontbreekt.’
Is er een link met wat we tegenwoordig in de maatschappij zien? Dat iedereen ‘zegt wat hij denkt’…
‘Die link zie ik wel. Er vindt een verschuiving van normen en waarden plaats, waarin emoties centraal staan. We vinden iets omdat we het zo voelen. We hebben recht op onze gevoelens, ook op onze boosheid, en woede. En dat laten we dus ook zien. Het gevaar van deze tijd is dat we niet meer hoeven uit te leggen wat we doen. “Ik voel het zo”, is genoeg.
Dat we achter onze emoties aanlopen, betekent dat allerlei onderbuikgevoelens naar boven kunnen komen. Dat kan alleen maar leiden tot explosies van haat. Ik vind het gevaarlijk en eng.’
Maar het kan toch ook goed zijn? Luisteren naar je intuïtie bijvoorbeeld?
‘Tegenwoordig vinden we inderdaad vaak dat we onze intuïtie moeten volgen. Maar daarvoor geldt hetzelfde, die moet je niet slaafs volgen, je moet altijd blijven nadenken. Het hebben van een voorkeur of een afkeer is natuurlijk niet erg, maar er blind naar luisteren wel. We moeten juist nagaan waar dat gevoel vandaan komt. Misschien wordt je afkeer van allochtonen wel ingegeven door angst. Of door onbekendheid met de groep. Of misschien is het afgunst, omdat het in je eigen leven niet zo goed loopt. Zulke onderbuikgevoelens moeten we juist niet volgen. Ik zou zeggen: onderdruk het maar een beetje. Dat is helemaal niet slecht en het zal het samenleven weer een stuk prettiger maken.’
Waarom ben je je eigenlijk in emoties gaan verdiepen? Ben je er zelf goed in of juist slecht?
‘Ha ha, typisch een vraag die bij een onderwerp als dit opkomt. Of ik er slecht of goed in ben, dat moeten anderen maar zeggen. Maar zelf heb ik er niet per se veel last van.’
Wanneer ben je psychologie gaan studeren?
‘Ik ben in Leiden begonnen en studeerde af in Theoretische psychologie. Deze afstudeerrichting heb ik samen met een paar studenten en medewerkers zelf opgezet. Met dit programma wilden we ons een beetje afzetten tegen de versnippering in de psychologie. De richting was een combinatie tussen filosofie en psychologie en ging om de grote lijnen, om vergelijkingen tussen theorieën en invalshoeken waarmee psychologie werd bedreven.’
Je bent gepromoveerd op emoties.
‘De relatie tussen cognitie en emotie was het startpunt. Leken hebben het idee dat deze twee tegenover elkaar staan, maar in de wetenschap woedde het debat: is cognitie een onderdeel van emotie of gaat het om twee verschillende systemen? Mijn onderzoek paste binnen dit nieuwe programma, want het was een heel interdisciplinair onderwerp, zowel filosofen als psychologen en sociologen hadden erover geschreven. Ik wilde er als psycholoog niet alleen over nadenken, maar er ook empirische onderzoek bij betrekken.’
Hoe kwam je in contact met je promotor Nico Frijda?
‘Er was op dat moment geen deskundigheid over emoties in Leiden. Nico Frijda zat aan de UvA en ik wilde ik hem graag als begeleider. In die tijd was het mailen nog niet zo gewoon bij dergelijke verzoeken, en er was een grote afstand tussen promovendus en hoogleraar, dus schreef ik hem een brief. Ik kreeg een heel vriendelijke brief terug dat we maar eens moesten kijken of we bij elkaar pasten. Het klikte. Frijda heeft me goed aan het denken gezet. Bij alles vroeg hij: is dat wel zo? En dan kwam hij weer met een voorbeeld waaruit bleek dat het niet altijd opging. Als ik beweerde dat boosheid altijd impliceert dat je iemand anders de schuld ergens van geeft, dan zei hij: “O ja, en als je je hoofd tegen een keukenkastje stoot? Dan ben je vreselijk boos en wil je dat keukenkastje wel van de muur afrukken, maar je geeft het kastje niet de schuld.”’
En wat ging je na je promotie doen?
‘Daarna kreeg ik een postdoc-positie bij Sociale Psychologie aan de UvA, waarbij mijn speciale taak Vrouwenstudies was. Ik heb dus onderzoek naar sekseverschillen in emoties gedaan. Ik was er een beetje ambivalent over. Niet omdat ik het een oninteressant onderwerp vond, maar omdat ik niet voornamelijk met vrouwenstudies geassocieerd wilde worden. Dan loop je het risico om snel marginaal te worden, het is niet handig om je carrière daarmee te starten. Maar goed, de banen waren schaars en het was een goed aanbod.
Na mijn promotie heb ik me nooit echt op een specifiek onderwerp gefocust. Het ging wel allemaal over emoties, maar dat varieert van cultuurverschillen tot gelaatsexpressies. Je hebt wetenschappers die ergens mee beginnen en dat keurig uitbouwen. Blijkbaar kan ik dat niet, ik switch van het ene onderwerp naar het andere.’
Is dat erg?
‘Nou ja, ik heb mezelf daarmee misschien wel frisser gehouden, maar je gaat nooit echt helemaal de diepte in. Is dat erg… ik weet het niet. Daarmee behoor ik in ieder geval tot een groep met een brede oriëntatie en dat is zeldzaam aan de universiteit.