Kinderen pesten elkaar en ook op het werk wordt er getreiterd, maar dat ouderen in tehuizen elkaar het leven zuur maken, dat wisten we nog niet. Toch is het zo en niet te zuinig ook. Een verhaal over roddelen, geen koffie doorgeven en met de rollator tegen iemand aanrijden.
Sommige verhalen grijpen je zo aan, dat je er iets mee moet doen. Dat overkwam Jan Romme toen hij hoorde over een oude man die in alle eenzaamheid stierf omdat hij werd gepest. Als directeur van het ouderenfonds kon hij ook iets doen. Het betreft een man die vroeger al op school werd gepest. Maar hij doorliep de school zo goed en zo kwaad het ging. Hij werd ouder en op een dag in het verpleeghuis opgenomen in zijn dorp, het dorp waar hij altijd was blijven wonen. Daar kwam hij zijn oude plaaggeesten weer tegen en die begonnen van voren af aan. Daarop kwam de man zijn kamer niet meer uit en zeven jaar later stierf hij in eenzaamheid.
Romme was verbijsterd door de geschiedenis, vooral omdat hij in de loop der tijd bij bezoeken aan verpleegtehuizen en bij uitstapjes die het ouderenfonds organiseerde, zelf ook had gezien hoe er werd gepest. Hij had gezien hoe mensen werden buitengesloten, dat ze er niet bij mochten komen zitten, dat een enkeling als enige geen koffie kreeg of hoe over iemand luid geroddeld werd terwijl hij er bijzat. Hij ging zich in het onderwerp verdiepen en kwam veel meer voorbeelden tegen. Hij kreeg reacties van leidinggevenden van verpleegtehuizen, van verzorgers, van slachtoffers en van familie van slachtoffers. Hij spoorde een klein onderzoek op waaruit bleek dat zo’n twintig procent van de ouderen gepest werd.
Het ouderenfonds liet een persbericht uitgaan om het probleem aan te kaarten. Het fonds stelt voor een pestprotocol te ontwikkelen.
Onvindbaar
Ron Scholte, universitair hoofddocent bij orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen, was als projectleider betrokken bij het onderzoek waarnaar Romme in het persbericht verwijst, een onderzoek naar pestende ouderen in verzorgingstehuizen. Het onderzoek was bescheiden van omvang en werd als afstudeeropdracht uitgevoerd door toenmalig student Hester Trompetter.
Waarom Scholte zich met het onderwerp ging bezighouden? Niet dat hij van een oma hoorde dat ze gepest werd, hij bedacht het onderwerp zelf op een middag in de kroeg. ‘Ik zat daar een krantje te lezen en dacht na over nieuwe onderzoeksplannen’, vertelt hij in zijn kamer aan de universiteit, waar we aan zijn zelf getimmerde tafel zitten. ‘Ik heb veel onderzoek gedaan naar pesten bij kinderen, het onderwerp interesseert me en ik vroeg me af: wat weten we nog niet over pesten? In alle situaties waar mensen samenkomen, wordt gepest: op school, op het werk. Omdat mensen in verzorgingstehuizen ook gedwongen bij elkaar zitten, zou je zeggen dat daar gepest moet worden. Maar over ouderen die elkaar pesten, had ik nog nooit iets gelezen.’
Hij zocht de literatuur er gericht op door, vond artikelen over agressie van bewoners naar verzorgers en andersom, maar hij kon wereldwijd geen enkel artikel vinden over het pesten van ouderen onderling.
‘Ik praatte erover met collega’s en vrienden die er aanvankelijk bijna allemaal om moesten lachen. Maar als ik het een beetje uitlegde, zei iedereen: “Wat een goed idee!”
Ook belde ik mijn tante die een hoge functie binnen een verzorgingshuis heeft gehad. Als er inderdaad werd gepest, begreep ik niet waarom er niets over bekend was. Ik vroeg me af of er misschien een groot taboe op rustte. Maar ook zij reageerde positief en toen wist ik definitief: ik moet er iets mee gaan doen.’
Uitzichtloos
Gepest worden is altijd vervelend en wordt soms zelfs als traumatisch ervaren. Maar aan het pesten in een verzorgingstehuis, zitten extra onaangename kantjes. Want slachtoffers zitten in een uitzichtloze situatie. Wie naar school gaat, komt daar ooit weer vanaf. En verder gaan kinderen na iedere schooldag weer naar huis en in het weekend zijn ze ook vrij. Ouderen daarentegen wonen in een verpleegtehuis, 24 uur per dag, zeven dagen per week. En ze blijven daar doorgaans tot ze overlijden. Ze zitten er bovendien niet vrijwillig, de meesten hadden liever thuis gewoond. En tot slot is er weinig afleiding.
Sociale agressie
Of pesten vaak voorkomt in verpleegtehuizen, daarop moest het onderzoek antwoord geven. Zo’n twintig procent van de ouderen geeft aan gepest te worden en waarschijnlijk is dat een onderschatting, aldus Scholte. Want alleen de relatief goedfunctionerende bejaarden konden meedoen aan het onderzoek.
Behalve dat is gekeken naar hoe vaak pesten voorkomt, is ook onderzocht of het pesten is gekoppeld aan het welbevinden van ouderen. ‘Want als je gepest wordt, maar je hebt er geen last van, dan valt het probleem wel mee’, stelt Scholte. Gepest worden blijkt samen te hangen met depressieve klachten, angst, kwaliteit van leven en eenzaamheid.
De manier waarop ouderen elkaar pesten, komt vaak neer op sociale uitsluiting. Dat wil zeggen: stoelen bezet houden, geen koffie geven, een taart in zes stukken snijden als er zeven mensen aan tafel zitten, de lift voor iemands neus dichtdoen. Of zelfs: met de rollator tegen iemand aanrijden.
Overigens noemen ouderen het zelf geen pesten. Dat vinden ze iets voor kinderen op school. Maar als er voorbeelden genoemd worden, dan herkennen ze het vaak wel. Daarom werd het in het onderzoek met ‘sociale agressie’ aangeduid.
Daders en slachtoffers
Kun je als slachtoffer voorkomen dat je gepest gaat worden? Dat is altijd een lastig onderwerp, vindt Scholte. ‘Als iemand aanleiding geeft om gepest te worden, betekent het nog niet dat hij er ook schuldig aan is. Bovendien is het moeilijk vast te stellen wat een aanleiding is, want dat kan van alles zijn: slechte kleding, te hard praten door doofheid, smakken tijdens het eten, te dik zijn, te oud zijn of juist te jong (voor een verzorgingstehuis), als je geen bezoek krijgt of juist te veel bezoek. ‘Alles wat afwijkt van het gemiddelde kan aanleiding zijn. Maar als er een aanleiding is, wil dat nog niet zeggen dat je daadwerkelijk slachtoffer wordt.’ De manier waarop iemand op pesterijen reageert, is belangrijk. ‘Er is een theorie die stelt dat een dader in nieuwe groepen zijn negatief gedrag bij ongeveer iedereen uitprobeert. Als de reactie sociaal adequaat is, stopt hij met pesten, maar als iemand niet goed reageert, heeft de pester beet en gaat hij door.
Er is nog maar bescheiden ondersteuning voor deze theorie gevonden, maar het lijkt wel duidelijk dat de reactie op pesterijen belangrijker is dan de oorspronkelijke aanleiding.’
Bij pesten gaat het om een interactie tussen dader en slachtoffer. Is die sociale (en negatieve) relatie eenmaal ontstaan, dan is het niet meer zo makkelijk om eruit te ontsnappen.
En die relatie kan ook uniek zijn, aldus Scholte. ‘Het kan best zo zijn dat een slachtoffer normaal adequaat kan reageren, behalve als hij bij die ene persoon is. En dat een dader normaal niet pest, behalve als hij bij die persoon is.’
Pesten is een sociaal fenomeen waarbij de meerderheid van een groep betrokken is. Mensen kunnen verschillende rollen aannemen, zo blijkt uit onderzoek bij kinderen. Je hebt de pester, het slachtoffer, de aanmoediger (die niet pest, maar het vuurtje opstookt) en de meelopers (degenen die er wel om lachen, maar zich er verder buitenhouden). Je hebt de mensen die er echt buitenstaan en de mensen die het voor het slachtoffer opnemen. Op middelbare scholen is 85 procent van de kinderen op een of andere manier betrokken bij het pesten.
Pestgevoelige omgeving
Behalve dat pesten te maken heeft met de dader-slachtofferrelatie en met de samenstelling van de groep, geven sommige omgevingen meer aanleiding om te pesten dan andere.
Gesloten groepen, waarin mensen gedwongen bij elkaar zitten en waar ze niet zomaar weg kunnen, zullen het pestgedrag versterken. Ook een onveilig klimaat, waarin geen aandacht is voor sociale interacties, waarin agressie kan ontstaan en mensen met problemen niet worden gehoord, kan het pesten voeden. Hiernaar is veel onderzoek gedaan op scholen. In verzorgingstehuizen is het niet onderzocht, maar het is verdedigbaar te veronderstellen dat het daar op dezelfde manier werkt.
In een omgeving waarin veel gepest wordt, heeft pesten minder negatieve consequenties en daarom zullen meer mensen eraan meedoen.
Omdat er in verzorgingstehuizen steeds minder dagactiviteiten worden georganiseerd, zullen veel mensen zich vervelen. Daardoor gaan ze meer op elkaar letten en zich sterker aan elkaar storen, wat de kans dat er geroddeld wordt, vergroot. Als er dan geen leiding is die ingrijpt, kan een verpleegtehuis een soort snelkookpan van pestgedrag zijn.
‘Maar dit zijn allemaal vooronderstellingen’, aldus Scholte. ‘Er is nog weinig onderzoek naar ouderen gedaan, dus we weten niets zeker.’
Remedies
En valt er iets aan te doen? Ook dat is een lastige vraag. Op scholen zijn er veel projecten gestart, maar het pesten is er nog lang niet uitgebannen.
In verzorgingstehuizen is het tegengaan van pesten mogelijk nog lastiger. Want behalve dat de situatie het pesten kan bevorderen, zijn ouderen niet meer zo flexibel, waardoor ze hun gedrag maar beperkt kunnen bijsturen. Er wordt soms verondersteld dat ouderen zich een leven lang hebben kunnen bekwamen in hun manier van pesten, een gedragspatroon ontwikkeld hebben dat dan nog lastig te doorbreken is.
Het ouderenfonds pleitte ervoor om een pestprotocol in te stellen, maar daarop kwam veel kritiek van verpleegtehuizen die niet zitten te wachten op nog meer regeltjes. Scholte vindt het desondanks niet zo’n gek idee. ‘Het kan een goed begin zijn, want daarmee wordt het probleem wel expliciet gemaakt.’ Toch ziet hij zelf meer in attitudeverandering en bewustwording. ‘Ik zou graag informatieavonden geven in verzorgingstehuizen over dit thema. Zodat mensen erover durven praten en ook om de pesters te laten zien wat hun gedrag voor gevolgen heeft.’
En attitudeverandering is altijd moeilijk, maar is het voor ouderen die niet meer zo flexibel zijn, niet bijna onmogelijk? Scholte: ‘Ik heb een positief mensbeeld, ik denk dat mensen altijd een bepaalde flexibiliteit houden. Bovendien hoeven ze niet als mens te veranderen, maar alleen met betrekking tot omgangsnormen. Ze hoeven geen andere houding tegenover het pesten aan te nemen, ze moeten alleen maar weten dat je bepaalde dingen gewoon niet doet. En dat kan geleerd worden. Je gedrag aan de situatie aanpassen, kan nagenoeg iedereen. Niet alle pesters zullen in alle situaties pesten.’
Verder zou Scholte graag bij de initiatieven van het ouderenfonds betrokken blijven, en dan vooral om de effecten van interventies te meten.
Niet subsidiabel
Pesten onder ouderen, het blijkt een schot in de roos. Maar hoe komt het dan dat er zo weinig onderzoek naar is gedaan? Geld, stelt Scholte. Het is lastig om subsidie voor het onderwerp te krijgen. Psychogerontologie aan de universiteiten zit voornamelijk bij geneeskunde en richt zich vooral op de psychiatrische ziekten zoals dementie. Naar het sociale welzijn van ouderen in bijvoorbeeld verpleegtehuizen wordt nagenoeg geen onderzoek meer gedaan.
Zelf werkt Scholte bij ortho-pedagogiek aan de Radboud Universiteit, waar hij zich voornamelijk met kinderen en jongeren bezighoudt. ‘Je kunt de definitie wel iets oprekken, dan houd ik me bezig met ontwikkelingspsychologie, de psychologie van de levensloop, maar ik heb daarmee natuurlijk nog niet heel veel verstand van ouderen.’