Lees verder
Jos de Keijser

De dagvoorzitter van het congres Naar een nieuwe visie op rouw, Johan Maes, stelde in zijn inleiding blij te zijn dat gecompliceerde rouw in Vlaanderen en Nederland een geaccepteerde term is geworden. De verwachtingen voor de komende dsm-v zijn op dit gebied hoog gespannen, al is er nog veel discussie over de juiste criteria voor deze diagnose. De Vlaamse overheid heeft de laatste jaren veel geld uitgetrokken om de expertise op dit gebied te vergroten (zie www.werkgroeproer.be). Het congres op 7 november jl. in het Provinciehuis in Antwerpen was bedoeld als groot sluitstuk. Hoewel het aantal bezoekers tegenviel (130 personen, waaronder vijftien buitenlanders) wist de organisatie de grondlegger van het rouwonderzoek Colin Parkes en toponderzoekster Holly Prigerson (Harvard Medical School) te engageren.

Colin Parkes
Parkes begon de ochtend met een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van het rouwonderzoek. Hij is opgeleid door John Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie. In de vijfendertig jaar dat Parkes rouw onderzoekt, is de bewijskracht voor de invloed van vroege hechtingspatronen op later bindings- en scheidingsgedrag toegenomen. In zijn boek toont Parkes (2006) aan dat angstige/ambivalente, vermijdende en gedesoriënteerde hechting in de kindertijd voorbodes zijn van ingewikkelde volwassen relaties en een risicofactor voor gecompliceerde rouw. Ook is er bewijs voor een relatie tussen soort hechtingsstoornis en uitingsvorm van rouw. Angstig/ambivalent gehechte personen moeten toestemming krijgen om te stoppen met rouwen, terwijl vermijdende personen juist toestemming moeten krijgen om te rouwen. Bij de gedesoriënteerde rouwenden gelden eigenlijk beide vormen door elkaar heen.
Parkes verwacht dat signalering en erkenning van gecompliceerde rouw in de toekomst zal verbeteren. Tevens is hij optimistisch over de toenemende sensitiviteit en zorg in de samenleving voor mensen in rouw, zowel door vrijwilligers als door professionals. Zelf is hij betrokken geweest bij de opvang van nabestaanden van de genocide in Rwanda. Opvang gericht op het omgaan met de woede, met name ook van leiders, helpt escalatie van geweld te voorkomen.

Holly Prigerson
Prigerson hield een gloedvol betoog dat gewone rouw en gecompliceerde rouw eigenlijk twee verschillende wegen zijn, die vanaf het begin van het rouwproces zijn te onderscheiden. De tien à twintig procent van de nabestaanden die heftig blijft verlangen naar de overledene, boos blijft en zich verzet tegen de nieuwe realiteit, loopt later in het rouwproces vast. Als iemand minimaal zes maanden deze klachten heeft, kan de diagnose ‘Prolonged Grief Disorder’ gesteld worden, in het Vlaams ‘aanhoudende rouwstoornis’. Tot nader orde (het is tenslotte nog geen 2012, er kan aan de dsm-v nog veel gesleuteld worden) blijven betrokkenen het ‘gecompliceerde rouw’ noemen. Prigerson pleit voor professionele interventies voor gecompliceerd rouwenden en voor degenen met een hoog risico. De vroege preventieve interventiestudies laten goede resultaten zien. Voor de behandeling van gecompliceerde rouw is cognitieve gedragstherapie effectief, alsook vormen van psychotherapie die gefocust zijn op de hechtingrelaties.
Er is nog onvoldoende medicatieonderzoek gedaan bij gecompliceerde rouw. Uit een handjevol studies komt naar voren dat de rouwsymptomen niet afnemen, wel de depressieve klachten. De komende tijd staan meer studies op stapel. Voor de grote groep normaal rouwenden adviseert Prigerson vooral praktische zaken, zoals goed slapen, bewegen, sociaal actief blijven en het aanleren van nieuwe routines en vaardigheden die nodig zijn om taken van de overledene over te nemen.

Käthe Kollwitz
Het meest vernieuwend van Prigersons bijdrage was een verwijzing naar een onderzoek van O’Conner et al. (2008) die 23 rouwende vrouwen foto’s voorhielden van een overleden familielid, terwijl een mri-scan van de hersens werd gemaakt. Van de vrouwen voldeden er twaalf aan de criteria voor gecompliceerde rouw. Het bleek dat de nucleus accumbens van de gecompliceerd rouwenden belonende activiteit vertoonde en van de gewoon rouwende niet. Met andere woorden ‘craving love’, ofwel oproepen van herinneringen aan de overledene, lijkt in bepaalde breinen te worden beloond. Dit kan een neurale verklaring zijn voor het aanhouden van de rouw en kan leiden tot een echte nieuwe visie op gecompliceerde rouw, namelijk als een verslavingsziekte. Zo ver wilde niemand op deze dag gaan. Al kwam het verhaal van de Vlaamse psychiater Jan van Opstal wel dicht in deze richting. Hij schetste de rouw en het beeldend werk van de Duitse beeldend kunstenaar Käthe Kollwitz die vroeg haar moeder verloor en maar liefst drie van haar kinderen. Haar hele leven heeft ze rouwende mensen getekend en gebeeldhouwd. Waarom doet een geplaagd mens het zichzelf aan zoveel energie te steken in het tekenen van dode kinderen en rouwende moeders, vroeg Van Opstal zich af. Mogelijk is O’Connors onderzoek een antwoord hierop.

Het was een goed georganiseerde bijeenkomst, maar wat is de meerwaarde voor mensen die niet direct bij het Vlaamse initiatief betrokken zijn? De nieuwe visie op rouw is het onomwonden kunnen zeggen dat niet alle rouw normaal is en een groep mensen ziek wordt van rouw. Het is niet echt nieuw. Misschien dat het onderzoek met mri-hersenscans een tipje van de sluier heeft opgelicht van de richting van de echte nieuwe visie op rouw. Al werd hierover op deze dag nauwelijks gesproken.

Dr. J. de Keijser is klinisch psycholoog, werkzaam bij ggz Friesland en Hoofdopleider Klinisch Psycholoog en Psychotherapeut bij de postacademische psy-opleidingen te Groningen.

Literatuur

  • O’Connor, M.F., Wellisch, K.D., Stanton, A.L., Eisenberger, N.I., Irwin, M.R. & Lieberman, M.D (2008). Craving love? Enduring grief activates brain’s reward center. NeuroImage, 42, 969-972.
  • Parkes, C.M. (2006) Love and loss. The roots of grief and its complications. London: Routledge.