Bedrog komt veel voor in de wetenschap, en niet alleen in de psychologie. Veel van dit bedrog geschiedt niet uit eigenbelang, maar in het kader van de opsporing en preventie van ander bedrog. It takes a thief to catch a thief. Zo wordt in medisch onderzoek veel gewerkt met placebo’s, nepmedicijnen die gezien hun chemische eigenschappen eigenlijk geen effect, positief of negatief, op een te genezen kwaal zouden moeten hebben.
In de praktijk hebben dergelijke kwakzalven natuurlijk wél effect. Een placebo doet een geregistreerd medicijn in alles na, alleen ontbreekt het ingrediënt dat het echte medicijn effectiever en in ieder geval duurder moet maken. Om die extra effectiviteit vast te stellen, hanteren onderzoekers een opzet waarin iedereen, inclusief behandelaars en beoordelaars, zo lang mogelijk in het ongewisse blijft wie het echte en wie het placebo heeft gekregen. Het effect waarnaar men zoekt, is dan het verschil in effect van wat enigszins misleidend de actieve en niet-actieve versies genoemd worden.
Deze opzet is bedacht uit wantrouwen. Onderzoekers hebben geleerd dat ze geneigd zijn te zien wat ze willen zien, en ze vermoeden dat ook patiënten hun eigen gezondheid niet objectief kunnen beoordelen. Maar als die vertekeningen van het oordeel in beide condities even sterk zijn, kunnen ze tegen elkaar worden weggestreept.
Dat het placebo-effect nog weleens op meer kan berusten dan een beoordelingsbias, doet voor farmacologen niet ter zake. Dat ligt anders voor artsen of psychologen die niet in stofjes maar in genezen zijn geïnteresseerd. Het placebo-effect is voor hen geen afvalbak voor storende variabelen, maar een fascinerend verschijnsel dat om nader onderzoek vraagt. Het omvat patiënten die gewoon genezen, ook zonder ingrijpen, maar ook de effecten van de therapie die in beide condities gegeven is en de verwachtingen die door de behandeling gewekt zijn.
Vooral dat laatste schreeuwt om meer onderzoek. Verwachtingen lijken symptomen nogal eens te verlichten en de genezing echt te bevorderen. Dat een behandeling als zodanig een effect heeft op de genezing, los van medicijnen en lichamelijke ingrepen, blijft mysterieus. Veel wijzer worden we niet van de constatering dat de hersenen ‘weten’ dat een verhoogde afgifte van morfineachtige stoffen en een verschuiving van activiteit in een aantal hersengebieden en het ruggenmerg nodig zijn om de pijn te onderdrukken (Dick Swaab op kwalzalverij.nl). Dat ironische ‘weten’ benadrukt vooral dat ook hersenonderzoekers niet snappen hoe een verwachting tot lichamelijke veranderingen kan leiden.
Waarom het nuttig is om je eigen genezingsproces een beetje te kunnen beteugelen lijkt wel duidelijk. Net zoals de zorg niet ieder probleem met onbeperkte middelen te lijf kan gaan, kan een individu zijn genezende krachten maar beter niet meteen automatisch en volledig inzetten. Het is verstandiger te wachten tot de situatie of heler voldoende vertrouwen op succes wekt. Kwakzalvers en goede artsen spelen daar op in.
Zelf beheersen we dat kunstje ook. Ieder mens is zijn eigen kwakzalver, en dat is maar goed ook. Het biedt zelfs ruimte voor een beetje vrije wil.
Jos de Bruin
Ontwerper cognitiemodellen, zelfstandig gevestigd