Lees verder
Iris Dijkstra, Vittorio Busato

Wie kent ze niet, de plaatjes van gezichten die angst, woede of walging uitdrukken. Allemaal zogenaamde universele basisemoties. Toch lijkt walging niet in dit rijtje thuis te horen.

 

Het is een vast onderdeel van elke inleiding in de psychologie: de universele basisemoties. Een daarvan is walging. Psychologen gaan er al decennia vanuit dat deze emotie een aangeboren universele gezichtsuitdrukking teweegbrengt die kleuters al bij elkaar herkennen.

Twee Amerikaanse onderzoekers trekken dit in twijfel. Zij zetten al het beschikbare onderzoek op een rij om na te gaan waar kinderen van walgen, wat voor gezicht ze daarbij trekken, en in hoeverre ze walging op het gezicht van anderen herkennen. Dat leverde tal van verrassende inzichten op. Kinderen blijken namelijk helemaal niet zo goed in het onderscheiden van walgelijke en niet-walgelijke dingen. Zo zouden dreumesen tot 29 maanden zich juist aangetrokken voelen tot dingen waar volwassenen van walgen (zoals poep). Pas geleidelijk aan lijken kinderen, afhankelijk van hun cultuur, te snappen wat ze walgelijk moeten vinden. Ook het herkennen van gezichten die walging uitdrukken lijkt niet universeel: achtjarigen zien walging vaak voor woede aan. Naarmate ze ouder worden, herkennen kinderen gezichten vol walging beter. Toch interpreteert nog geen driekwart van de vijftien- tot zeventienjarigen zulke gezichtsuitdrukkingen correct.

Mogelijk is walging dus niet zo’n basisemotie als altijd is gedacht. Wie nog twijfelt: er is ook onderzoek gedaan bij volwassenen. Kregen zij een geur aangeboden met de titel ‘braaksel’, dan spatte de walging van hun gezichten af. Was precies dezelfde geur ‘parmezaanse kaas’ gelabeld, dan bleef zo’n reactie uit. Of we iets walgelijk vinden, lijkt meer een kwestie van nurture dan van nature. (ID)

 

Bron: Widen, Sherri C.; Russell, James A. (2013). Children’s recognition of disgust in others. Psychological Bulletin, 139(2), 271-299. doi: 10.1037/ a0031640