Om mannen met losse handjes te leren hun agressie de baas te worden, is er de interventie Niet meer door het lint. Dit is een cognitief-gedragstherapeutische groepstherapie, bedoeld voor mannen die gewelddadig zijn (geweest) jegens hun partner. In achttien sessies, en in groepen van maximaal tien deelnemers, leren deze mannen waar hun agressie vandaan komt en hoe ze anders met problemen kunnen omgaan. De interventie wordt inmiddels op meerdere plekken in Nederland ingezet.
Nu is het effect van een behandeling niet louter aan de cliënt en de toegepaste therapeutische technieken toe te schrijven: ook kenmerken van de therapeut spelen een rol. Geldt dat ook bij Niet meer door het lint? Om dat uit te zoeken is allereerst een inventarisatie van de toegepaste interventies noodzakelijk. Hiertoe hebben Nederlandse onderzoekers vijfentwintig groepen benaderd die door achttien verschillende (co)therapeuten werden geleid. In totaal namen ze van zestig sessies het geluid op, waaruit ze vijftien interventies destilleerden. Zeven hiervan waren cognitief-gedragstherapeutisch – denk aan de inzet van rollenspel, het uitdagen van dysfunctionele gedachten en het stimuleren van zelfreflectie. De overige acht hadden meer te maken met het proces: de groep erbij betrekken, vragen beantwoorden en laten merken dat je luistert, bijvoorbeeld.
De volgende vraag is nu welke interventies precies positief effect resulteren. Daar mogen andere onderzoekers hun tanden in zetten. Met het codeboek van déze onderzoekers in de hand.
Bron: Van Tilburg, C.A. et al. (2022). Group Cognitive–Behavioral Therapy in a Sample of Dutch Intimate Partner Violence Perpetrators: Development of a Coding Manual for Therapist Interventions. International Journal of Group Psychotherapy, 72(4), 305-330, DOI: 10.1080/00207284.2022.2105702.
Beeld: Kamil Zajaczkowski/Shutterstock.com
