Lees verder

Het is onlosmakelijk verbonden met mijn kindertijd: het zondagmiddaggevoel. In de gloed van een koperkleurige zon liep de middag naar zijn einde en werd ik overvallen door een onbestemde weemoed, die me alle lust ontnam. Het besef dat er aan de loop van de dingen niet viel te ontkomen zal er debet aan zijn geweest, het vooruitzicht van weer een nieuwe schoolweek vast ook. Maar er viel niet veel tegen uit te richten.

Er is trouwens niets unieks aan dit gevoel, want veel mensen herkennen het onmiddellijk. In de Bijbel bijvoorbeeld spreekt Psalm 91 over ‘de demon van het middaguur’. Peter Toohey besteedt in zijn mooie boek over Verveling een heel hoofdstuk aan ‘de plaag die toeslaat midden op de dag’. De verveling bestaat volgens hem in vele gedaanten en in zijn boek houdt hij de meeste daarvan tegen het licht.

Verwant
Voor sommige auteurs is verveling een gesteldheid die pas in de achttiende eeuw is opgekomen, maar dat geldt dan slechts voor een beperkte vorm ervan. Verveling in de brede zin, als reactie op een situatie waarin eentonigheid, verzadiging en herhaling een rol spelen, is van alle tijden. Een kind raakt na een tijdje uitgekeken op een speeltje, een volwassene wil na tweehonderd keer de Goldbergvariaties van Bach gedraaid te hebben wel eens wat anders horen. Deze vorm van (alledaagse) verveling kan het beste worden gezien als een emotie en kan ook op hersenniveau worden getraceerd.
Anders ligt dat bij wat Toohey schoorvoetend ‘existentiële verveling’ noemt. Schoorvoetend omdat hij er niet zeker van is of die vorm van verveling uiteindelijk niet een andere oorsprong heeft, zoals een depressie. Wel zien we dat deze gesteldheid pas de laatste eeuwen een rol is gaan spelen en samenhangt met een groeiende aandacht voor onze psychologische gemoedsaandoeningen.
Verveling is verwant aan een groot aantal andere begrippen, zoals melancholie en depressie, walging en afkeer, lusteloosheid en rusteloosheid. Het is dan ook de vraag of het wel zin heeft om verveling streng af te bakenen. Ook is niet iedereen even vatbaar voor verveling. Juist extraverte mensen vervelen zich sneller en zullen om aan dat gevoel te ontkomen het liefst iets gaan doen. Hyperactieve personen, met hun reputatie als notoire druktemaker, zijn bij uitstek gevoelig voor verveling. De introverte persoon gaat in zo’n geval misschien een boek lezen, maar dat is voor de extravert bijna synoniem voor saai en vervelend; een vorm van nietsdoen. En nietsdoen is een conditie die gemakkelijk verveling opwekt.

Gevangenschap
Toohey gaat in dat verband uitgebreid in op de ervaringen van mensen die voor langere tijd in gevangenschap zaten en dus met een zee van tijd kwamen te zitten. Mensen die gewend zijn aan een actief leven zullen dan al gauw alles op alles zetten om aan de verveling te ontkomen. Toen de conservatieve politicus Jeffrey Archer na een meineed in de zaak rond prostituee Monica Coghlan voor twee jaar de cel inging, schreef hij de drie delen van zijn gevangenisdagboek, een roman, een boek met verhalen en een scenario, en nog lukte het niet om aan het gevoel van een ondraaglijke verveling te ontkomen.
Albert Speer, Hitlers architect en handlanger, kreeg een gevangenisstraf van twintig jaar opgelegd en werd samen met zes andere nazikopstukken opgeborgen in de Spandau-gevangenis. Speer werd amper contact met bewakers toegestaan, terwijl zijn nazivrienden niets meer van hem moesten hebben nadat hij zich publiekelijk had verontschuldigd voor de nazidaden. Ook Speer schreef een dagboek en net als bij Archer gaat daarin veel aandacht uit naar die gruwelijke verveling. Speer bedacht ook van alles om aan verveling te ontkomen. Zo had hij zorgvuldig de lengte van de binnenplaats opgemeten, om daarna de exacte afstand van Berlijn naar Heidelberg af te leggen. Later breidde hij dit project uit naar een denkbeeldige reis rond de wereld, compleet met reisgidsen, kaarten en encyclopedische informatie over wat hij op zijn reis zoal tegenkwam.
Beeldende kunst en fictie spelen een grote rol in het betoog van Toohey. Vooral sinds de achttiende eeuw neemt de verbeelding van verveling een grote vlucht. In de beeldende kunst traceert hij de fysieke hoedanigheden van de verveling: hangende schouders, handen op de heupen of gapen. Ook in romans speelt verveling dan steeds vaker een rol. Flauberts Madame Bovary en Gontsjarovs Oblomow zijn bijna archetypes van de verveling geworden, waarbij vooral Oblomow model staat voor de existentiële verveling. Het is een verveling die bijna spirituele trekken krijgt.
Chronische verveling is afstompend, maar heeft ook goede kanten. Het kan een natuurlijk moment van rust inluiden en de opmaat vormen voor nieuwe activiteit en creativiteit. We doen er dan ook verstandig aan ermee om te leren gaan, aldus Toohey.
Voor de theorie kunt u bij hem terecht, met de praktijk kunt u desgewenst aankomende zondag al beginnen.

Dr. G. Breeuwsma is als ontwikkelingspsycholoog verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is tevens redacteur van De Psycholoog. E-mail: g.breeuwsma@rug.nl