Log in
De Amsterdamse hoogleraar Psychologische Functieleer Nico Frijda hield 53 jaar geleden een oratie met een vreemde titel: ‘Kunnen mensen denken?’ Aan het eind van zijn betoog gaf Frijda antwoord op die vraag: ‘Ja, een beetje.’ Hubert Hermans, emeritus hoogleraar Persoonlijkheidspsychologie in Nijmegen, gaat een stap verder dan Frijda. Een groot deel van zijn professionele leven lijkt te zijn gewijd aan de vraag of mensen kunnen leren om een beetje beter te denken. Die vraag is normatief, want wat is het criterium om goed of slecht van elkaar te onderscheiden? In zijn meest recente boek is Hermans heel duidelijk over dat criterium: denken moet democratische besluitvorming bevorderen, vooral ook als het gaat om persoonlijke keuzes.
Karel Soudijn

Bedreigde psychodiversiteit is te lezen als een essay van een geleerde die na een lange carrière wil vaststellen wat op dit moment nu zijn belangrijkste bijdrage aan het vak is. Hermans keert zijn professionele bestaan binnenstenbuiten. Het begin van zijn beschouwing is breed en toekomstgericht: we moeten ons verzetten tegen het idee dat een autoriteit precies kan vaststellen hoe mensen met elkaar behoren om te gaan. Democratische besluitvorming kent geen definitief eindresultaat, maar is te beschouwen als een proces waarbij hooguit tijdelijk pas op de plaats wordt gemaakt. Verderop in zijn boek verwerkt Hermans korte autobiografische stukjes. Heel even komt hij in beeld als de briljante jonge onderzoeker die in de jaren zestig van de twintigste eeuw tijdens een studieverblijf in de VS aangestoken wordt door het virus van de antiautoritaire beweging. We herkennen hem als de persoonlijkheidspsycholoog die met ideeën rondom het begrip ‘diagnostiek’ worstelde. Wie profiteert het sterkst van een diagnostisch etiket: de externe opdrachtgever, of