In de reeks ‘Kinderen en adolescenten, Problemen en risicosituaties’ worden in totaal tien boeken uitgebracht met uiteenlopende thema’s, zoals psychosociale problemen, somatische problemen, het gezin, geboorte en dood. In dit eerste deel worden in dertien hoofdstukken twaalf veel voorkomende psychiatrische stoornissen bij kinderen en jeugdigen beschreven. In de inleiding door F. Verhey wordt de complexiteit van psychiatrische stoornissen onder de aandacht gebracht: kinderpsychiatrische stoornissen zijn altijd samengestelde, multidimensionale problemen. Er is altijd sprake van problemen in cognitief, emotioneel en sociaal functioneren. Verhey vermeldt dat ongeveer 7% van alle kinderen psychiatrische problemen hebben maar dat slechts 2,5 % in de ggz behandeld wordt. Al jarenlang krijgt de grootste groep van kinderen met psychiatrische problemen niet die hulp die ze nodig hebben. De vraag is of de ggz alleen de ernstigste problematiek ziet of alleen die kinderen die het moeilijkst zijn voor hun omgeving.
In de twaalf hoofdstukken die volgen, worden volgens een vast stramien de verschillende psychiatrische stoornissen besproken. Elk hoofdstuk begint met een casusbeschrijving, wat ten goede komt aan de lees- en leerbaarheid. Vervolgens wordt de stoornis theoretisch beschreven. Er is uitgebreid aandacht voor differentiaaldiagnostiek. Zo wordt goed uitgelegd wat het verschil is tussen een dwanghandeling en een tic.
Tevens is er ruim voldoende aandacht voor de comorbiditeit. Zo wordt in het hoofdstuk over adhd een tabel gepresenteerd die inzichtelijk maakt hoeveel kans een kind heeft op het hebben van comorbide diagnoses. De kans dat een kind met adhd ook een angststoornis heeft, is 25%. De kans dat een kind met adhd een stemmingstoornis heeft is 15%. Deze hoge mate van comorbiditeit staat op gespannen voet met het werken in zorglijnen in de ggz. Zorglijnen richten zich op de behandeling van een diagnose, terwijl veel kinderen juist meerdere diagnoses hebben die vervolgens dus in verschillende zorglijnen behandeld moeten worden (lees: door verschillende hulpverleners).
Voor elke psychiatrische diagnose wordt stilgestaan bij behandeling en prognose. Met deze indeling oogt het boek als een leerboek en biedt het een breed overzicht van theorie, epidemiologie, diagnostiek en behandeling en wordt het klinisch beeld geïllustreerd aan de hand van een casus. Dat de hoofdstukken niet uitputtend zijn, compenseert de literatuurlijst. Bijzonder welkom zijn de literatuurreferenties voor kinderen, jongeren en ouders, de adressen van cliëntverenigingen en relevante internetsites.
Diverse stoornissen worden beschreven, waaronder de dwangstoornis, tics, autismespectrumstoornissen, psychosen, depressie, angst en adhd. Het merendeel daarvan sluit goed aan op wat je in de klinische praktijk van de ggz tegenkomt. Het is echter niet geheel duidelijk waarom de auteurs hebben gekozen voor een hoofdstuk over organische psychosen. Deze komen relatief weinig voor, terwijl gedragsproblemen en eetstoornissen juist ontbreken. Verhey geeft in zijn inleidend hoofdstuk aan dat als richtlijn voor de besproken stoornissen onder andere geldt dat er een stoornis in waarneming en oordeelsvorming moet zijn. Eetstoornissen vallen zeker in deze categorie. Gezien de ernst van eetstoornissen en het feit dat juist deze cliënten hun problematiek ontkennen, maakt dat elke ( beginnende) hulpverlener alert moet zijn op deze problematiek.
In het boek worden twee persoonlijkheidsstoornissen besproken, te weten de borderline persoonlijkheidsstoornis en de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het is niet duidelijk waarom specifiek voor deze twee stoornissen gekozen is. De vanzelfsprekendheid waarmee over deze diagnoses in dit boek wordt gesproken, loopt (nog) niet synchroon met de praktijk. Er is veel huiver om jonge mensen onder de achttien jaar als zodanig te classificeren. Een leerboek anno 2010 zou iets kunnen zeggen over de voor- en nadelen en de discussie rond het stellen van de diagnose persoonlijkheidsstoornissen beneden de achttien jaar.
In het hoofdstuk over hechtingsstoornissen wordt de in de praktijk toegepaste differentiatie- en fasetherapie (Thoomes-Vreugdenhil, 2006) niet genoemd. Differentiatietherapie is een methode waarbij door systematisch differentiëren hechtingsgedrag wordt ontwikkeld. Fasetherapie gaat ervan uit dat nabijheid van hechtingsfiguren in de ontwikkeling noodzakelijk is om tot een veilige hechtingsrelatie te kunnen komen. Elke ontwikkelingsfase heeft haar eigen nabijheidsvorm en het kind moet iedere vorm ervaren hebben om een intieme relatie aan te kunnen gaan. Fasetherapie laat het kind iedere nabijheidsvorm ervaren.
Samengevat: de auteurs van de diverse hoofdstukken van Psychiatrische stoornissen zijn stuk voor stuk autoriteiten op hun vakgebied. Ze zijn erin geslaagd op zeer toegankelijke wijze, zonder het gebruik van veel vakjargon, de stoornissen inzichtelijk te maken voor de studenten en beginnende hulpverleners in het veld van de kinder-en jeugdpsychiatrie. Het boek biedt handvatten en is uitermate geschikt als kennismaking voor de nog onervaren hulpverlener in het complexe veld van de kinder- en jeugdpsychiatrie.
Mw drs. L.Becker is als klinisch psycholoog verbonden aan Ggz-centrum voor Kinderen en Jeugdigen Maastricht. E-mail: l.becker@riagg-maastricht.nl.