Lees verder
De volgeling. Door Jaap Bos en Friso Hoeneveld (2022). Zutphen:, Walburg Pers, 237 p.
Karel Soudijn

Psycholoog Jaap Bos en historicus Friso Hoeneveld diepten uit archieven het levensverhaal op van een Tsjech die onder de artiestennaam Eugen de Rubini in 1919 in Amsterdam optrad en iedereen verbaasde met een spectaculaire vorm van gedachtelezen (telepathie). De opzet van zijn demonstraties was eenvoudig. Buiten aanwezigheid van De Rubini sprak men met elkaar af welk voorwerp de telepaat moest zien te vinden, bijvoorbeeld een horloge in iemands jaszak. Daarna werd De Rubini binnengebracht en trad één persoon op als ‘leidsman’. Deze persoon ging een klein stukje achter de telepaat staan en was slechts via een koperen draadje (met klosjes aan de uiteinden) met hem verbonden. Vervolgens moest de leidsman de telepaat sturen door zo geconcentreerd mogelijk aan de route te denken die zij samen zouden lopen om het doel te bereiken. Als De Rubini even de verkeerde kant opging, stuurde de leidsman hem in gedachten zo goed mogelijk bij. Soms mislukte de proef, maar het succespercentage lag onbegrijpelijk hoog. Er werden ook allerlei varianten bedacht. De Rubini liet zich bijvoorbeeld door de stad sturen in een auto en in een boot die door de grachten voer.

Bos en Hoeneveld reconstrueren zo goed mogelijk het leven van de gedachtelezer. Hij trad bijvoorbeeld ook op in Nederlands-Indië en in Amerika. In jachtige Amerikaanse steden faalde hij vaak: daar was kennelijk te veel afleiding, zowel voor de leidsman als voor de ‘volgeling’. Op verschillende plaatsen voerden geleerden van naam experimenten met hem uit, maar het lukte nooit een sluitende verklaring voor zijn bijzondere prestaties te vinden. De wetenschap faalt, we worden opgezadeld met een raadsel. Hoe De Rubini het lapte, kunnen zelfs Bos en Hoeneveld ons niet vertellen.

Krantenverslagen uit binnen- en buitenland vormen een belangrijke bron, maar de auteurs doen ook hun best zich in te leven in allerlei mensen die met De Rubini te maken kregen. Die personen worden dan in vaak korte hoofdstukjes opgevoerd in de ik-vorm. Niet chronologisch, maar als in een speelfilm waarbij losse fragmenten schijnbaar willekeurig aan elkaar zijn geplakt. Deftiger gezegd: dit boek is voor een groot deel een vie romancée.

Bos en Hoeneveld laten ons nadenken over de grenzen van menselijke mogelijkheden. Zelf vond ik het fascinerend te lezen dat de telepaat in Nederland al gauw allerlei navolgers kreeg. Ook anderen konden omstreeks 1919 het kunststuk van De Rubini uithalen. Helaas blijft onduidelijk of die anderen indertijd ook nauwkeurig door allerlei geleerden zijn onderzocht.En waarom verdwenen ze zo snel weer van het toneel? Bos en Hoeneveld menen dat ze in het theater te weinig persoonlijkheid hadden om het publiek te blijven boeien, maar hoe ‘echt’ was hun vaardigheid? Wat speelt zich nu eigenlijk af bij hogere vormen van non-verbale communicatie? We weten het niet. Misschien moeten we wachten tot er een robot is geconstrueerd die doet wat wij denken.

En De Rubini? Die eindigde zijn leven als krankzinnige.