Lees verder
Onverwachte erfenis. Door Geertje Kindermans (2019). Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 205 p.
Karel Soudijn

Soms staan in overlijdensadvertenties geruststellende woorden: je leeft voort zolang anderen herinneringen aan je hebben. Dit idee rekt Geertje Kindermans in haar nieuwe roman verder uit: mensen komen pas echt tot leven zodra ze zijn overleden. Wie te maken krijgt met iemands nalatenschap, verwerkt informatie die het beeld van de overledene sterk doet kantelen. Eendimensionale personen krijgen reliëf zodra herinneringen gekoppeld worden aan alle andere sporen die zij nalaten.

Onverwachte erfenis is geschreven in twee contrasterende stijlen. Een romanfiguur, Sarah, schrijft in de ik-vorm over de afhandeling van de nalatenschap van haar oudtante Aagje. Die oudtante is ongehuwd en kinderloos gebleven. Sarah en haar twee broers, de meest nabije familieleden die nog in leven zijn, moeten een begrafenis of crematie regelen en ook andere zaken afhandelen. Sarah vertelt ons duidelijk hoe lastig dit allemaal is. Met de stem van Sarah leest deze roman als een beknopt dagboek. De stukjes uit het dagboek worden echter afgewisseld met stemmen die heel ergens anders vandaan komen. Tijdgenoten van Aagje spreken zich in tussenteksten uit over haar manier van bestaan. Soms lijken die tijdgenoten in zichzelf over haar te praten, maar heel vaak is het vreemder: stemmen lijken uit het hiernamaals te komen. De tijdgenoten laten zich kennelijk na hun eigen dood uit over Aagje. Deze combinatie van stijlen maakt dit boek tot een mengeling van realisme (het dagboek) en magisch realisme (de stemmen).

Tijdens haar leven was Aagje in de ogen van Sarah en anderen een saaie, oninteressante figuur. Sarah zocht haar zo nu en dan wel op, maar kwam weinig over haar te weten. Bezoekjes waren niet veel meer dan sociale verplichtingen. Nu ze dood is, blijkt tante in haar jonge jaren een aanbidder te hebben gehad die haar moeilijk kon loslaten, maar op wiens avances Aagje niet in durfde te gaan. De aanbidder gedroeg zich vervolgens op een manier die we tegenwoordig ‘stalking’ zouden noemen.

In de ogen van Sarah ontwikkelt Aagje zich na haar dood van saaie tante tot slachtoffer van sociale conventies uit een tijd die vér achter ons lijkt te liggen. Zelf staat Sarah veel vrijer in het leven; ze gedraagt zich in sociaal opzicht beduidend losser. Door haar eigen gedrag te contrasteren met dat van twee generaties geleden, valt deze roman te lezen als een zedenschets. Maar aan die zedenschets geeft Kindermans extra diepte, want als Sarah te maken krijgt met de erfenis van Aagje, dan probeert zij toch het grote geheim van haar oudtante verborgen te houden voor de buitenwereld – ook voor mensen die Aagje nooit persoonlijk hebben gekend. De preutsheid van vroegere generaties is dan opeens weer leidend principe voor de hedendaagse achternicht. Een fraaie paradox: wie mensen na hun dood tot leven laat komen, moet misschien toch wel een beetje rekening houden met wat zij zélf belangrijk vonden.

Voor psychologen bevat die paradox mooie problemen. Hoe vrij voelen mensen zich in het delen van herinneringen aan anderen? Zijn opvattingen hierover tijdgebonden?