Lees verder
Jeroen Brouwers (2020) Amsterdam: Atlas Contact, 257 p.
, Vittorio Busato

‘Hè meneer Busken nou toch. Het hele bed. Ze trekt het besmeurde onderlaken onder me vandaan en frommelt het op de matrasbeschermer van leverkleurig rubber. Met de pamper, verzadigd mijn urine en gevuld met ander gevoeg, loopt ze, de buidel aan haar gestrekte arm ver van zich vandaan, naar de toiletruimte. Klap! Het deksel van de pedaalemmer die daar staat. U had moeten bellen toen u het voelde aankomen. Daar is dat knopje voor. Hè meneer Busken nou toch. U hebt u toch wel goed schoongemaakt onder de does daar van voren en achteren hoop ik. Ik kon niet slikken, zo bovenwerelds is haar schoonheid.’

In zijn laatste roman beschrijft Jeroen Brouwers een dag op het verblijf in de gesloten afdeling van een psychiatrische instelling van zijn hoofdpersonage, Cliënt E. Busken, tevens titel van zijn boek. Deze ooit met eredoctoraten overladen paleogeneticus – ‘Meneer moet iets interlektueels zijn’ – zit daar vastgemaakt in zijn rolstoel tegen zijn zin. Hij denkt, piekert, maalt en bedoelt, maar zegt niets. Hij zegt niets en er is mogelijk iets mis met zijn gehoor, maar hij blijkt een uiterst scherp observator en commentator van wat er om hem heen gebeurt.

Nog een citaat, Brouwers’ taal zegt zo veel meer dan wat ik eventueel over deze rijke roman zou opmerken. ‘Dat mens Carola zegt dat het mogelijk is herinneringen te verdringen, ze onherinnerbaar bij wijze van spreken in een diepe put te dumpen met vastgestampte aarde eroverheen, waar vanzelf grassen en distels op gaan groeien. Ik keek haar alleen maar aan, ik zag mezelf in haar bril. Ik denk dat u heel wat dingetjes hebt verdrongen, voegde ze eraan toe. Dingetjes! De psychiatrica met haar leptop! (…) Wat weet zij met haar kolder van de flonkerende schatten van mijn memorie, ik zal daar in mijn geschriften nog over uitweiden.’

Wat een stijl, wat een toon, wat een verbeeldingskracht, wat een taalvondsten! Fantastisch boek!