Lenen films zich voor een psychoanalytische interpretatie? Het antwoord lijkt mij vrij eenvoudig: films (en andere kunstwerken) lenen zich voor elke vorm van interpretatie. Daarbij gaat het minder om de vraag of een interpretatie klopt, maar of deze iets moois toevoegt aan wat wij al weten. Een goede interpretatie leidt tot verrassende inzichten; daarbij staan esthetische criteria voorop.
Het boek van Leibovici is in twee opzichten aantrekkelijk. Ten eerste voert zij het idee van ‘interactie’ extreem ver door. Wie naar een film kijkt, kan zich realiseren dat de makers ervan heel sterk rekening houden met de manier waarop toeschouwers kijken. We raken betrokken bij een goed filmverhaal, waardoor onze waarneming minder afstandelijk wordt. Leibovici benadrukt verder, dat filmmakers elkaar onderling beïnvloeden: ze citeren elkaar vaker dan we denken. En er is nog een vorm van interactie: menig regisseur is zelf in psychoanalyse geweest en zal daardoor gemakkelijk beelden gebruiken die zich lenen voor psychoanalytische interpretatie.
Ten tweede is het aantrekkelijk dat Leibovici telkens haar aandacht richt op datgene wat niet direct zichtbaar is in een film. Films worden raadselachtiger door alles wat buiten beeld blijft. Het filmverhaal heeft een dimensie die te vergelijken valt met het ‘onbewuste’. Toeschouwers worden door ontbrekende elementen uitgedaagd actiever te kijken. Waarbij kan worden aangetekend dat Leibovici hier graag gebruik maakt van een paradoxale aanbeveling: schakel je verstand er niet teveel bij in (geef dus ruimte aan het onbewuste), maar gebruik toch altijd wel een psychoanalytisch getinte terminologie.
Toch is mijn eindoordeel over dit boek negatief. Leibovici hangt aan het jargon van auteurs die vooral toverwoorden hebben bedacht. Ik kan me heel goed voorstellen dat spelers in een film woorden gebruiken die geen betekenis hebben, omdat ze onzegbaar verdriet moeten uitdrukken. Bovendien kan ik me goed voorstellen dat vooral de herhaling van die woorden uitdrukking geeft aan de emotie die er bij past. Maar ik haak af als filmtheoretici óók woorden zonder betekenis blijven herhalen.
Misschien plaats ik Solange Leibovici te veel in de rol van een psychoanalytische Sinterklaas die niet ophoudt ons met cadeautjes te overladen. Wie fragmenten uit haar boek leest, wordt gemakkelijk verrast. Maar het hele boek valt te interpreteren als ‘overkill’. Leibovici wil ons veel te veel tegelijk geven. Voorlopig hoef ik niet meer naar de bioscoop.
Kijken naar een droomscherm: over cinema & psychoanalyse
Door: S. Leibovici
Amsterdam: Sjibbolet, 200 p.