Lopen door een winkelstraat of de gangen van een supermarkt is als Odysseus die langs de Sirenen tracht te navigeren, zo stellen Asha ten Broeke en Ronald Veldhuizen. U wordt belaagd door voedselverleidingen. Overal zingen uitgestalde snacks en zoetwaren haast smekend ‘eet mij!’.
‘Eet mij’ beschrijft de psychologie van het dik zijn, van afvallen en aankomen. Daarbij worden soms mythes ontkracht. Fysieke honger speelt bijvoorbeeld geen grote rol in ons dagelijks eetpatroon. Zo beschrijven de auteurs patiënt B.R. die geheugenverlies heeft en een uitgebreide lunch bleef eten zolang hij dacht dat het tijd was om te eten. Honger lijkt geconditioneerd. Is het lunchtijd, dan maakt uw lijf het hormoon ghreline en dat wakkert weer de trek aan. Ten Broeke en Veldhuizen overschatten echter het eff ect van dit hormoon. Ze citeren een studie waar tientallen proefpersonen met een ghreline-infuus 20-70% meer zouden eten. Maar dat klopt niet. Het waren slechts 9 proefpersonen die hooguit 9-41% meer gingen eten.
In hoofdstuk 3 gaan de auteurs dieper in op de erfelijkheid van zwaarlijvigheid. Zijn er genetische verschillen tussen dikke en dunne mensen? Ten Broeke en Veldhuizen geloven van wel en beschrijven een studie waarbij dikke en dunne mensen werden vergeleken op vetoxidatie. Uw lichaam gebruikt een deel van het vet dat u eet direct voor energie. Een deel slaat u op en het overgebleven deel poept u uit. Drollen zijn doorgaans niet zo vet en dat betekent dat u veel vet opslaat in uw vetcellen wanneer u slechts een klein deel direct verbruikt. In de beschreven studie was het directe vetverbruik lager in de dikke proefpersonen, maar dat zegt niet per se iets over genen. Het kan best zo zijn dat de vetcellen van een dikke persoon meer vet opslurpen en dat hoeft geenszins een erfelijke eigenschap te zijn.
De kunst van gewicht verliezen is minder energie te eten dan te verbruiken. Ten Broeke en Veldhuizen wijzen er in hoofdstuk 4 op dat dit het eenvoudigst te bereiken valt door flink minder calorieën te consumeren. Uw lichaam laat zich echter niet graag uithongeren. Een welhaast onverzadigbaar hongergevoel put uw wilskracht uit en vroeg of laat eet u weer teveel. Het heeft dus niet zoveel zin om streng te lijnen. Ten Broeke en Veldhuizen trekken niet de conclusie dat men dan beter helemaal niet meer lijnt. Gelukkig maar, want obesitas is ongezond en het is niet zo vreemd om te denken dat chronische lijners nog dikker zouden zijn als ze
nooit een lijnpoging hadden ondernomen (Johnson, Pratt, & Wardle, 2012).
Fysiek ongemak is niet het enige waar de dikke persoon mee te maken krijgt. In hoofdstuk 5 beschrijven Ten Broeke en Veldhuizen het onderzoek naar gewichtsstigma. Overgewicht is slecht voor de gezondheid, maar maakt dat een dikkerd nu ook een slecht mens tout court? Nee natuurlijk niet. Toch wordt een dik mens veelal gezien als dik (en dus een probleem) en niet zozeer als mens. Dit stigma is ernstig, merken Ten Broeke en Veldhuizen terecht op. Hier laten de auteurs het echter niet bij. Ze twijfelen of overgewicht überhaupt wel zo ongezond is als menigeen beweert. Ze suggereren dat de bovengrens van gezond gewicht gedefinieerd als een bmi van 25 arbitrair is. Onjuist. Er zijn verschillende studies die laten zien dat in jonge en middelbare volwassenen de kans op overlijden bij een bmi net boven de 25 sterk toeneemt (Berrington de Gonzalez et al., 2010; Stevens et al., 1998).
Odysseus navigeerde met succes langs de Sirenen. Hij stopte bijenwas in de oren van zijn bemanning. Ten Broeke en Veldhuizen hebben ook zo hun bijenwas. Zo adviseren ze u bijvoorbeeld om kleine porties te koken. Deze tips zijn aardig, maar Ten Broeke en Veldhuizen weten dat dit onvoldoende is. De overheid zou u eigenlijk moeten vastbinden opdat u niet langer aan voedselverleidingen kunt toegeven.
‘Eet mij’ is hier en daar wat slordig, maar het is een goed boek. Het leest vlot. Hoewel de tekst soms in al zijn vaart uit de bocht vliegt, blijft de inhoud overeind. Het boek beschrijft knap de heersende consensus en discussie tussen de eetonderzoekers. En goddank hebben de auteurs zich niet laten verleiden tot het opdissen van lollige weetjes (‘wist u dat?’). Ten Broeke en Veldhuizen beschrijven helder wat onderzoekers menen en hoe ze met hun onderzoek tot die mening kwamen. Toegegeven, dat gaat niet altijd goed. Soms interpreteren de auteurs enigszins gekleurd de verschillende studies die ze bespreken. Door de bank genomen laten deze journalisten evenwel zien dat ze weten waar ze het over hebben. ‘Eet mij’ is ware wetenschapsjournalistiek. Een aanrader.
Dr. Remco Havermans en Karolien van den Akker zijn respectievelijk universitair docent en promovendus aan Maastricht University. E-mail: r.havermans@maastrichtuniverity.nl, karolien.vandenakker@maastrichtuniversity.nl.
Literatuur
- Berrington de Gonzalez, A. et al. (2010). Body-Mass Index and mortality among 1.46 million white adults. New England Journal of Medicine, 363, 2211-2219.
- Johnson, F., Pratt, M., & Wardle, J. (2012). Dietary restraint and self-regulation in eating behavior. International Journal of Obesity, 36, 665-674.
- Stevens, J. et al. (1998). The Eff ect of age on the association between Body-Mass Index and mortality. New England Journal of Medicine, 338, 1-7.