De psycholoog Joe Kamiya ontdekte in 1958 dat mensen hun EEG doelbewust kunnen beïnvloeden. Neurofeedback: how it all started, door Martijn Arns en Barry Sterman, gaat over die tijd en de periode daarna. Bij neurofeedback zet een computer elektrische activiteit van hersengolven om in beeld en geluid. Hierdoor kunnen mensen grip krijgen op hun EEG. Arns en Sterman nemen EEG en de conditionering daarvan als uitgangspunt om de ontwikkeling van neurofeedback te beschrijven. Hun boek begint met de neurofysiologische carrière van Sterman en een geschiedenis van het EEG. Klassieke conditionering van het EEG bleek al mogelijk in de jaren dertig en veertig, operante conditionering pas eind jaren vijftig van de vorige eeuw. De boeiende beschrijving van deze ontwikkelingen geeft een indruk van de inventiviteit van de voortrekkers op deze terreinen.
De thema’s slaap en conditionering vormen een rode draad in het werk van Sterman in de jaren zestig. De discussie destijds over slaap als passief of actief proces wordt helder uit de doeken gedaan, evenals de toevalsbevinding die aan de basis heeft gestaan van neurofeedback bij epilepsie en ADHD. Katten die eerder beloond waren voor de productie van hersengolven van 12-15 Hertz (operante conditionering) bleken bij blootstelling aan raketbrandstof onverwacht veel later dan andere dieren een epileptisch insult te vertonen.
De eerste menselijke toepassing vond Sterman bij een 23-jarige assistente met epilepsie. De afname van insulten was spectaculair, al duurde het vijf jaar voordat ze volledig verdwenen waren. Door deze ontdekking wordt Sterman wel de ‘Godfather of neurofeedback’ genoemd. Later in het boek verleggen de auteurs de aandacht naar langzame golven: de slow cortical potentials (SCP’s) en het werk van Birbaumer rond het locked-in-syndroom (afnemende spieractiviteit bij volledig bewustzijn) bij Amyotrofe Laterale Sclerose (ALS). Door SCP-feedback kunnen patiënten met ALS leren hun SCP’s desgewenst een positievere of negatievere lading te geven. Dat maakt communicatie op basis van ja-nee-signalen mogelijk, met een tekstverwerker die letters op een scherm presenteert. Dit deel van het boek is het meest fascinerend, zowel door de ethische aspecten die gekoppeld zijn aan de ziekte ALS, als door de theoretische consequenties voor het denken over brein, gedrag en cognities. SCP-feedback wordt ook als zelfregulatiebehandeling toegepast bij epilepsie en ADHD.
Het gebruik van foto’s en onderzoekgrafieken uit de beginjaren illustreren het boek op prettige wijze. Het is af en toe wat springerig in de tijd door de plaatsing van Sterman’s onderzoeken tussen algemenere hoofdstukken. De reprint van werk van Sterman en diens bibliografie zal niet voor iedereen interessant zijn, bovendien is het soms wat doorbijten in de passages over hersengebieden en frequentiebereiken. Desalniettemin is het een leerzaam en stimulerend boek voor de geïnteresseerde en wellicht ook sceptische collega die meer wil weten over de wetenschappelijke fundering van neurofeedbackbeoefening.